Examples of using "Fâche" in a sentence and their dutch translations:
Hij wordt gemakkelijk boos.
Maak me niet boos.
Word niet boos.
Ik word nooit boos.
Hij wordt gemakkelijk boos.
Ik word boos.
Maak me niet boos.
Word niet boos.
Alleen de waarheid is schoon.
Ik heb hem niet de waarheid verteld, omdat ik bang was dat hij boos zou worden.