Examples of using "Naimisissa" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben getrouwd.
- Ik ben gehuwd.
- Bent u nog altijd gehuwd?
- Ben je nog altijd gehuwd?
Ben je getrouwd?
- Ben ik nog getrouwd?
- Ben ik nog steeds getrouwd?
Tom is getrouwd.
- We zijn niet getrouwd.
- Wij zijn niet getrouwd.
Is Tom getrouwd?
- Toen was ik getrouwd.
- Toen was ik gehuwd.
- Je weet dat ik getrouwd ben.
- Je weet dat ik gehuwd ben.
- U weet dat ik getrouwd ben.
- U weet dat ik gehuwd ben.
- Ben je getrouwd?
- Bent u getrouwd?
Ze is met een tandarts getrouwd.
Zij is getrouwd met een buitenlander.
Ik ben met een Poolse getrouwd.
Ze zijn 4 jaar getrouwd.
Ik ben gehuwd en heb twee zonen.
Ik ben getrouwd en heb twee kinderen.
Ik ben gehuwd en heb twee zonen.
Ik ben getrouwd en heb twee kinderen.
Ik denk niet dat hij homo is. Hij is getrouwd en heeft drie kinderen.