Examples of using "Olen" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben eerlijk.
Ik ben.
Ik ben.
Ik ben Jorge.
Ik ben dronken.
Ik ben een detective.
- Ik ben je baas.
- Ik ben uw baas.
- Ik ben jullie baas.
Dat doet de deur dicht!
Ik ben bekaf.
- Ik ben arts.
- Ik ben dokter.
- Ik ben een dokter.
Ik ben moslim.
Ik ben hier.
- Ik ben doodmoe.
- Ik ben doodop.
- Ik ben uitgeput.
Ik ben uitgeput.
Ik ben een Boogschutter.
Ik ben vrij.
Ik ben elektricien.
- Ik ben vrijgezel.
- Ik ben single.
Ik ben de weg kwijt.
Ik ben achttien jaar oud.
Ik ben huisvrouw.
Ik ben verslaafd.
Ik zit in de problemen.
Dat doet de deur dicht!
- Ik ben je vriend.
- Ik ben uw vriend.
- Ik ben jullie vriend.
Ik ben op dieet.
Ik kleed me uit.
Ik ben een zombie!
Ik ben 19 jaar.
- Ik ben 27 jaar oud.
- Ik ben 27.
- Ik ben jouw koning.
- Ik ben jullie koning.
Ik ben wakker.
Ik ben zo dik.
- Ik ben jouw koning.
- Ik ben uw koning.
- Ik ben jullie koning.
- Ik ben getrouwd.
- Ik ben gehuwd.
Ik ben een held.
- Ik ben een man.
- Ik volg een man.
Ik ben een jongen.
- Ik ben veganist.
- Ik ben een veganist.
Ik ben lesbisch.
Ik ben Hongaars.
Ik ben een persoon.
Ik ben Fins.
- Ik kom uit Georgië.
- Ik kom uit Georgia.
Ik ben een vrouw.
Ik ben de beste.
- Ik ben homo.
- Ik ben gay.
Ik ben thuis.
Ik ben geïnteresseerd.
Ik ben op het strand.
Ik ben Tom.
Ik ben Ricardo.
Ik ben alleen.
Ik ben dertig jaar oud.
Ik ben kaal.
Ik ben in Boston.
Ik ben boos.
Ik ben leraar.
Het spijt me.
Ik ben werkloos.
Ik ben een meisje.
Ik ben rijk.
Mijn excuses!
Ik ben in Boston.
- Ik ben op weg naar huis.
- Ik ben onderweg naar huis.
Ik ben groter.
Ik ben sprakeloos.
Ik ben bedroefd.
Ik ben atheïst.
Ik ben jong.
Ik ben volwassen.
Ik ben toerist.
Ik ben een monnik.