Examples of using "Lahjan" in a sentence and their dutch translations:
- Mijn oom gaf me een cadeau.
- Mijn oom gaf me een cadeautje.
Ik zal je een cadeau geven.
- Tom kocht een cadeautje voor zijn zoon.
- Tom kocht een cadeau voor zijn zoon.
Ik kocht ze elk een cadeau.
Hij stuurde me een geschenk.
- Ze gaf ons een cadeautje.
- Ze gaf ons een cadeau.
Tom kocht een cadeautje voor Mary.
- Tom kocht een cadeautje voor zijn dochter.
- Tom kocht een cadeau voor zijn dochter.
Ze gaf me een cadeautje.
Hij vergat dat hij een cadeau voor haar had gekocht.
- Tom kocht Mary een mooi cadeau.
- Tom kocht Mary een mooi cadeautje.
- Ze gaf me een prachtig cadeau.
- Ze gaf me een prachtig cadeautje.