Examples of using "Poles" in a sentence and their dutch translations:
Tom leunde op zijn skistokken.
Maria leunde op haar skistokken.
Hij leunde op zijn skistokken.
Zij leunde op haar skistokken.
Ze verlichten de magnetische lijnen rondom de polen.
De cirkels behouden hun vorm maar vergroten naarmate je dichter bij de polen komt.
Laten we ons wel bewust zijn van het belang van deze dag, want vandaag kwamen binnen de gastvrije muren van Boulogne-sur-Mer geen Fransen samen met Engelsen, geen Russen met Polen, maar mensen met mensen.