Examples of using "Norwegian" in a sentence and their dutch translations:
Ik leer Noors.
- Ik houd van de Noorse taal!
- Ik houd van het Noors!
- Ik hou van de Noorse taal.
- Ik hou van Noors!
- Ik houd van het Noors!
- Ik hou van het Noors!
Maria leert mij Noors.
- Spreek je Noors?
- Spreekt u Noors?
- Spreken jullie Noors?
Tegenwoordig spreekt de Minister van Gezondheid van Noorwegen
Waar is de Noorse ambassade?
We hebben meer Noorse zinnen nodig.
Noorwegen wordt "Norge" genoemd in het Noors.
Noors is de officiƫle taal van Noorwegen.
Duits, Nederlands, Noors en Engels zijn Germaanse talen.
Het bekende aan hen is dat ze werden misleid om betrokken te raken bij de Noorse