Translation of "London" in Dutch

0.017 sec.

Examples of using "London" in a sentence and their dutch translations:

- The train got into London.
- The train arrived in London.

De trein kwam aan in Londen.

I am in London.

Ik ben in Londen.

I arrived in London.

Ik kwam aan in Londen.

Am I in London?

Ben ik in Londen?

I am from London.

Ik kom uit Londen.

The haze enveloped London.

De nevel omsluierde Londen.

I went to London.

Ik ging naar Londen.

We went to London.

Wij zijn naar London gegaan.

- In comparison with Tokyo, London is small.
- Compared to Tokyo, London is small.
- London is small compared to Tokyo.

Londen is klein vergeleken met Tokio.

- I'd like to go to London.
- I want to go to London.

Ik wil naar Londen gaan.

- When did you get back from London?
- When did you come back from London?
- When did you return from London?

Wanneer bent u teruggekomen van Londen?

London is on the Thames.

Londen grenst aan de Theems.

I have been to London.

Ik ben in Londen geweest.

The train arrived in London.

De trein kwam aan in Londen.

London was bombed several times.

Londen werd verscheidene keren gebombardeerd.

London is their second home.

Londen is hun tweede thuis.

When were you in London?

Wanneer was je in Londen?

London was bombed many times.

London is vaak gebombardeerd geweest.

My children live in London.

Mijn kinderen wonen in Londen.

- In comparison with Tokyo, London is small.
- Compared to Tokyo, London is small.

Vergeleken met Tokio is Londen klein.

- Did you visit the Tower of London?
- Have you visited the Tower of London?

Heb je de Tower of London bezocht?

- There are a lot of parks in London.
- There are many parks in London.

Er zijn veel parken in Londen.

London is the capital of England.

Londen is de hoofdstad van Engeland.

It's about 133 kilometers from London.

Dat is op ongeveer 133 kilometer van Londen.

He went to London in 1970.

Hij ging in 1970 naar Londen.

I have been to London twice.

Ik ben tweemaal in Londen geweest.

When will you be in London?

Wanneer ben je in Londen?

We went to London last year.

Vorig jaar zijn we naar Londen geweest.

I leave for London tomorrow morning.

Morgenochtend vertrek ik naar Londen.

When did you return from London?

- Wanneer bent u teruggekomen van Londen?
- Wanneer ben je uit Londen teruggekomen?

He flew from London to Paris.

Hij vloog van London naar Parijs.

I was in London last month.

Ik was vorige maand in Londen.

Is this the train for London?

Is dit de trein naar Londen?

I ordered some books from London.

Ik heb enkele boeken besteld uit Londen.

There are many parks in London.

Er zijn veel parken in Londen.

You've been to London three times.

Je bent drie keer in Londen geweest.

Compared to Tokyo, London is small.

Vergeleken met Tokio is Londen klein.

I'm going to London this summer.

Ik ga deze zomer naar Londen.

- He departed for London the day before yesterday.
- He left for London the day before yesterday.

Eergisteren is hij naar Londen afgereisd.

Did you visit the Tower of London?

Heb je de Tower of London bezocht?

What time is it in London now?

Hoe laat is het nu in Londen?

What was your first impression of London?

Wat was je eerste indruk van Londen?

He is in London on business now.

Hij is nu voor zaken in Londen.

He lives in the suburbs of London.

Hij woont in de buitenwijken van Londen.

In comparison with Tokyo, London is small.

In vergelijking met Tokio is Londen klein.

We stayed in London for a fortnight.

We zijn twee weken in Londen gebleven.

He is about to leave for London.

Hij staat op het punt naar Londen te vertrekken.

When did you come back from London?

Wanneer bent u teruggekomen van Londen?

I have a friend living in London.

Ik heb een vriend die in Londen woont.

He went to London two years ago.

Hij was twee jaar geleden in Londen.

The city is found west of London.

De stad ligt ten westen van Londen.

John cannot be living in London now.

John kan nu niet in Londen wonen.

When did you get back from London?

Wanneer ben je uit Londen teruggekomen?