Examples of using "Calculator" in a sentence and their dutch translations:
Wat is een rekenmachine?
Dit is mijn rekenmachine.
- Dit is jouw rekenmachine.
- Dit is uw rekenmachine.
- Dit is jullie rekenmachine.
Dit is zijn rekenmachine.
Dit is haar rekenmachine.
- Wil je een rekenmachine?
- Wilt u een rekenmachine?
- Willen jullie een rekenmachine?
- Mijn rekenmachine heeft een fout gemaakt.
- Mijn rekenmachine maakte een fout.
Hoe werkt een rekenmachine?
Je hebt nu misschien een rekenmachine nodig.
Er klopt iets niet met die rekenmachine.
De rekenmachine die op de tafel ligt is van mij.
De batterijen in mijn rekenmachine zijn plat.
Het is gemakkelijk getallen samen te tellen met een rekenmachine.
"En trouwens," haastte Dima zich toe te voegen, terwijl hij zijn rekenmachientje tevoorschijn haalde en 0,99 deelde door 3.000.000, alvorens het te vermenigvuldigen met 100, "u realiseert zich toch wel dat u maar 0,0033% zou verliezen, hè?"