Examples of using "Made" in a sentence and their dutch translations:
Je hebt het ernaar gemaakt.
U heeft een fout gemaakt.
Ik heb een fout gemaakt.
- Ik heb een beslissing getroffen.
- Ik heb een beslissing genomen.
Ik heb een fout gemaakt.
Wie heeft dit gebak gemaakt?
Ik heb een fout gemaakt.
Ik maakte haar aan het huilen.
We hebben het gered.
...heeft ze het gered.
We hebben wafels gemaakt.
- Ik heb koekjes gemaakt.
- Ik maakte koekjes.
Hij maakte ontbijt.
Zij maakte ontbijt.
Maria maakte ontbijt.
Wij maakten ontbijt.
Zij maakten ontbijt.
- Hij maakte spaghetti.
- Hij heeft spaghetti gemaakt.
- Tom maakte spaghetti.
- Tom heeft spaghetti gemaakt.
- Ze maakte spaghetti.
- Ze heeft spaghetti gemaakt.
- Maria maakte spaghetti.
- Maria heeft spaghetti gemaakt.
- We maakten spaghetti.
- We hebben spaghetti gemaakt.
- Ze maakten spaghetti.
- Ze hebben spaghetti gemaakt.
Je hebt fouten gemaakt.
Zij maakten fouten.
- Tom maakte ontbijt.
- Tom heeft ontbijt gemaakt.
Ik maakte ontbijt.
Ik heb koffie gemaakt.
- Ik heb spaghetti gemaakt.
- Ik maakte spaghetti.
- Ik maakte thee.
- Ik heb thee gemaakt.
Wie heeft die gemaakt?
Het is hem gelukt.
Sami heeft koffie gemaakt.
Tom heeft koffie gemaakt.
Sami maakte cd's.
- Tom maakte brood.
- Tom heeft brood gemaakt.
Ik heb dit gemaakt.
Tom maakte brownies.
- Ik heb het diner gemaakt.
- Ik heb het avondeten gemaakt.
Ik deed het.
- Ik heb mijn besluit genomen.
- Ik heb een beslissing getroffen.
- Ik heb mijn beslissing genomen.
- Ik heb mijn besluit genomen.
Ge hebt veel fouten gemaakt.
- Ik heb mijn beslissing genomen.
- Ik heb mijn besluit genomen.
- Mijn besluit staat vast.
Tom heeft veel fouten gemaakt.
Ik heb een beslissing getroffen.
Ik heb een afschuwelijke fout begaan.
Ik heb een afschuwelijke fout begaan.
- Tom heeft veel fouten gemaakt.
- Tom maakte veel fouten.
Hij heeft zijn moeders gelukkig gemaakt.
Hij heeft zijn vaders gelukkig gemaakt.
Je hebt veel fouten gemaakt.
Tom heeft veel fouten gemaakt.
die daarvoor nodig was.
waardoor ik erachter kwam
Ik grijnsde.
Ik heb veel veranderd.
Ik maakte John gelukkig.
Waar is het van gemaakt?
Wie heeft dit plan gemaakt?
Ik heb het zelf gemaakt.
Hij werd kapitein gemaakt.
Ze verplichtten haar te gaan.
Alain nam een beslissing.
Je hebt me gelukkig gemaakt.
We hebben hem laten huilen.
- Ik heb mijn beslissing genomen.
- Ik heb een beslissing getroffen.
Dat bracht me aan het lachen.
Dit maakte me aan het huilen.
Ik maakte haar aan het huilen.
- Ik deed hem wenen.
- Ik maakte hem aan het huilen.
Tom nam een beslissing.
- Hoe maakt men brood?
- Hoe wordt brood gemaakt?
Ik maakte haar gelukkig.
Ik wedde.
Tom maakte veel fouten.
- U heeft een fout gemaakt.
- Je hebt een fout gemaakt.
- Jullie hebben een fout gemaakt.