Translation of "Tijd" in Turkish

0.015 sec.

Examples of using "Tijd" in a sentence and their turkish translations:

- Heeft u tijd?
- Heb je tijd?

Zamanın var mı?

Wat betekent „van tijd tot tijd”?

"Sometimes" ile ne demek istiyorsun?

- De tijd raakt op.
- De tijd dringt.
- Het is bijna tijd.

Zaman tükeniyor.

We gaan van tijd tot tijd vissen.

Arada bir balık tutmaya gideriz.

- Tijd verstrijkt snel.
- De tijd vliegt voorbij.

Zaman çabuk geçer.

- Je tijd raakt op.
- Uw tijd dringt.

Zamanın tükeniyor.

- De tijd raakt op.
- De tijd dringt.

- Zaman tükeniyor.
- Zaman bitiyor.

Wij zien hen van tijd tot tijd.

Onu zaman zaman görüyoruz.

Ja, het gebeurt van tijd tot tijd.

Evet, o zaman zaman olur.

- Heb je overmorgen tijd?
- Heeft u overmorgen tijd?
- Hebben jullie overmorgen tijd?

Ertesi gün zamanın var mı?

- De tijd vloog snel.
- De tijd vloog voorbij.

Zaman çok hızlı geçti.

- Uw tijd is op.
- Je tijd is om.

Zamanın bitti.

- Alles op zijn tijd.
- Alles op z'n tijd.

Her şeyin bir zamanı var.

Van tijd tot tijd belt hij me nog.

O hâlâ zaman zaman beni arar.

- Onze tijd is beperkt.
- Onze tijd is gelimiteerd.

Bizim zamanımız sınırlı.

- We hebben nog tijd.
- Er is nog tijd.

Hâlâ zamanımız var.

De tijd dringt.

Unutmayın, zaman geçiyor.

Neem de tijd.

Acele etmeyin.

Geef me tijd.

Bana zaman verin.

Verlies geen tijd.

Zamanı israf etmeyin.

Tom verspilt tijd.

Tom zamanını boşa harcıyor.

Het is tijd.

Vakit geldi.

De tijd vliegt.

- Zaman çabuk geçiyor.
- Zaman uçar.
- Zaman su gibi akıp gidiyor.
- Zaman geçip gidiyor.

Tijd is geld.

Vakit nakittir.

Geef hem tijd.

Ona zaman verin.

Wees op tijd.

Zamanında gelin.

Ik heb tijd.

Zamanım var.

We hebben tijd.

Zamanımız var.

Is het tijd?

Zamanı mıdır?

Wie heeft tijd?

Kimin zamanı var?

- De tijd raakte op.
- De tijd begon te dringen.

Zaman tükeniyordu.

- De tijd loopt.
- We hebben geen tijd te verliezen.

Zaman boşa geçiyor.

- De tijd zal het zeggen.
- De tijd zal het uitwijzen.
- De tijd zal het leren.

- Zaman gösterecek.
- Bunu zaman gösterecektir.

- Heeft u meer tijd nodig?
- Hebben jullie meer tijd nodig?
- Heb je meer tijd nodig?

Daha fazla zamana ihtiyacın var mı?

- Zij spijbelen de hele tijd.
- Ze spijbelen de hele tijd.

Onlar her zaman okuldan kaçarlar.

- Ze praatte de hele tijd.
- Ze sprak de hele tijd.

O sürekli konuşuyordu.

- We hebben echt geen tijd.
- Wij hebben echt geen tijd.

Gerçekten zamanımız yok.

- Iedereen vreest de tijd.
- Iedereen is bang voor de tijd.

Herkes zamandan korkar.

Focus kan tijd opleveren.

ve yoğunlaşman zamanla artar.

Tijd voor een beslissing.

Karar zamanı!

De tijd raakt op.

Zaman azalıyor.

In die laatste tijd,

kapımıza dayandığında

Heb je dinsdag tijd?

Salı günü boş musun?

De tijd is om.

Zaman doldu.

We hebben geen tijd.

Hiç zamanımız yok.

Wij hebben genoeg tijd.

Bizim yeterince zamanımız var.

Tijd om te sterven.

Ölme vakti.

Verspil mijn tijd niet.

- Zamanımı boşa harcama.
- Zamanımı israf etme.

We hebben veel tijd.

- Çok fazla zamanımız var.
- Çok zamanımız var.

Ik verspil mijn tijd.

Zamanımı boşa harcıyorum.

We hebben genoeg tijd.

Çok fazla zamanımız var.

Ik heb geen tijd.

Zamanım yok.

Hoeveel tijd heb je?

Ne kadar süredir sahipsiniz?

Er is nog tijd.

Hâlâ zaman var.

Fins leren kost tijd.

Fince öğrenmek zaman alır.

Hebt ge even tijd?

Biraz vaktin var mı?

Alles heeft zijn tijd.

Her şeyin zamanı var.

Verlies ik mijn tijd?

Vaktimi boşa mı harcıyorum?

De tijd vloog voorbij.

- Zaman çok çabuk geçti.
- Zaman uçtu.

De tijd vloog snel.

Zaman çok çabuk geçti.

Hadden we maar tijd.

Keşke zamanımız olsa.

Tijd voor een feestje!

Parti zamanı!

We verliezen hier tijd.

Burada boşa zaman harcıyoruz.

De tijd vliegt voorbij.

Zaman çabuk geçer.

Mijn tijd raakt op.

Benim zamanım tükeniyor.

Heb je nu tijd?

- Şimdi boş musun?
- Şimdi müsait misin?

Ik heb nu tijd.

Şu an boşum.

Je hebt tijd genoeg.

Yeterli zamanınız var.

Tom had geen tijd.

Tom'un vakti yoktu.

Ik verlies geen tijd.

Zamanımı boşa harcamam.

Ze hebben genoeg tijd.

Yeterli vakitleri var.

Alles op z'n tijd.

Her şeyin bir zamanı vardır.

McClellan verspilde geen tijd.

McClellan zamanı boşa harcamadı.

Je tijd is om.

Vaktin bitti.

Ik had tijd nodig.

Zamana ihtiyacım vardı.

Tijd om te slapen.

Uyku vakti.

Heb je maandag tijd?

Pazartesi günü vaktin var mı?

Is daar tijd voor?

Zaman var mı?

- Tom zijn tijd raakt op.
- Tom heeft bijna geen tijd meer.

Tom'un zamanı tükeniyor.

- Het vliegtuig steeg op tijd op.
- Het vliegtuig vertrok op tijd.

Uçak zamanında kalktı.