Translation of "Lunchen" in Spanish

Ik zal lunchen.

Voy a cenar.

We lunchen vaak samen.

A menudo almorzamos juntos.

Laat ons gaan lunchen.

Almorcemos.

Ze zijn aan het lunchen.

Están almorzando.

Waar ga je vandaag lunchen?

¿Dónde vas a almorzar hoy?

Ik ben aan het lunchen.

Estoy almorzando.

Ik was aan het lunchen.

Estaba almorzando.

We zijn aan het lunchen.

Estamos almorzando.

Ben je aan het lunchen?

¿Estás almorzando?

- Je kunt hier in deze kamer lunchen.
- Jullie kunnen hier in deze kamer lunchen.

- Puedes almorzar aquí en este cuarto.
- Puede comer en esta habitación.

De mannen zijn aan het lunchen.

Los hombres están almorzando.

We lunchen zo rond de middag.

Almorzamos a eso del mediodía.

- Ik ben van plan samen met hem te lunchen.
- Ik ben van plan om met hem te lunchen.

Tengo planes de almorzar con él.

Ik ben aan het lunchen met mijn zus.

Estoy almorzando con mi hermana.

Ik ga niet lunchen, ik ben op dieet.

No voy a almorzar, estoy a régimen.

Ik heb vandaag niet genoeg tijd om te lunchen.

No tengo tiempo suficiente para almorzar hoy.

- We hebben samen geluncht.
- We zijn samen gaan lunchen.

Almorzamos juntos.

Ik ben van plan samen met hem te lunchen.

Planeo almorzar con él.

- Laat ons gaan lunchen.
- Laten we gaan eten.
- Laten we eten.

Comamos.

- Hij is nu lunch aan het eten.
- Hij is nu aan het lunchen.

Él está almorzando ahora.