Translation of "Vandaag" in Spanish

0.025 sec.

Examples of using "Vandaag" in a sentence and their spanish translations:

- Niet meer vandaag!
- Vandaag niet meer!

¡No más hoy!

- Het sneeuwt vandaag.
- Het is sneeuwig vandaag.

- Está nevando hoy.
- Hoy está nevando.
- Hoy nieva.

- Vandaag gaan we dansen.
- Vandaag dansen we.

- Hoy nos vamos a bailar.
- Hoy bailaremos.

- Tom arriveert vandaag.
- Tom komt vandaag aan.

Tom llega hoy.

- Het is fris vandaag.
- Het is frisjes vandaag.

Hoy hace fresco.

- Papa is ongeduldig vandaag.
- Papa is vandaag ongeduldig.

Hoy papá anda impaciente.

- Dat is genoeg voor vandaag.
- Genoeg voor vandaag.

- Es todo por hoy.
- Es suficiente por hoy.

- Vandaag is het vrijdag.
- Het is vandaag vrijdag.

Hoy es viernes.

- Vandaag is het koud.
- Het is koud vandaag.

Hace frío hoy.

- Vandaag is het woensdag.
- Het is vandaag woensdag.

Hoy es miércoles.

- Vandaag ben ik jarig.
- Ik ben jarig vandaag.

Hoy es mi cumpleaños.

- Vandaag is het zonnig.
- Vandaag schijnt de zon.

Hoy hace sol.

- Ik zal vandaag thuisblijven.
- Ik blijf vandaag thuis.

- Hoy me quedaré en casa.
- Hoy me quedo en casa.
- Hoy me quedo en la casa.

- Het gaat sneeuwen vandaag.
- Het gaat vandaag sneeuwen.

Va a nevar hoy.

- Vis is goedkoop vandaag.
- Vis is vandaag goedkoop.

Hoy en día, el pescado está barato.

- Het is vandaag zondag.
- Vandaag is het zondag.

Hoy es domingo.

- Wil je vandaag vertrekken?
- Willen jullie vandaag gaan?

- ¿Quieres marcharte hoy?
- ¿Queréis iros hoy?

- Het is donderdag vandaag.
- Vandaag is het donderdag.

Hoy es jueves.

Goede beslissingen vandaag.

Tomamos buenas decisiones.

Bedankt voor vandaag.

Gracias por hoy.

Het sneeuwt vandaag.

- Está nevando hoy.
- Hoy está nevando.
- Hoy nieva.

Sneeuwt het vandaag?

Está nevoso?

Het regent vandaag.

Hoy llueve.

Werken jullie vandaag?

¿Hoy trabajas?

Iets nieuws vandaag?

¿Hay alguna novedad hoy?

- Wat hebt ge vandaag gedaan?
- Wat heb je vandaag gedaan?
- Wat heeft u vandaag gedaan?
- Wat hebben jullie vandaag gedaan?

- ¿Qué han hecho ustedes hoy?
- ¿Qué ha hecho hoy?
- ¿Qué has hecho hoy?
- ¿Qué habéis hecho hoy?
- ¿Qué hiciste hoy?

- Gaat het vandaag regenen?
- Zal het vandaag gaan regenen?

- ¿Lloverá hoy?
- ¿Hoy lloverá?
- ¿Va a llover hoy?

- Vandaag is het uw verjaardag.
- Vandaag is je verjaardag.

Hoy es tu cumpleaños.

- Er staat geen wind vandaag.
- Het waait niet vandaag.

- Hoy no hace nada de viento.
- Hoy no hace viento.
- No hay viento hoy.

- Het is mooi weer vandaag.
- Het is lekker weer vandaag.
- Vandaag is het mooi weer.

Hoy hace bueno.

- Ik heb geen geld vandaag.
- Vandaag zit ik zonder geld.
- Vandaag heb ik geen geld.

- Hoy no tengo dinero.
- Hoy no tengo plata.

- Het is erg warm vandaag.
- Het is vandaag bijzonder heet.
- Het is echt warm vandaag.

Hoy hace mucho calor.

- Voelt ge u beter vandaag?
- Voel je je beter vandaag?
- Voelen jullie je beter vandaag?

¿Hoy se siente mejor?

- Ik heb een beetje koppijn vandaag.
- Ik heb lichte hoofdpijn vandaag.
- Ik heb vandaag hoofdpijn.

- Tengo dolor de cabeza hoy.
- Hoy tengo un ligero dolor de cabeza.

- Het is erg warm vandaag.
- Het is vandaag erg warm.
- Het is vandaag bijzonder heet.

Hoy hace mucho calor.

- Voelt ge u beter vandaag?
- Voel je je beter vandaag?

- ¿Hoy te sientes mejor?
- ¿Te sientes hoy mejor?

- Het is vandaag erg warm.
- Het is vandaag vreselijk warm.

Hoy hace un calor horrible.

- Wat heb je vandaag gedaan?
- Wat hebben jullie vandaag gedaan?

- ¿Qué han hecho ustedes hoy?
- ¿Qué ha hecho hoy?
- ¿Qué has hecho hoy?
- ¿Qué habéis hecho hoy?

- Het is fris vandaag.
- Het is een beetje koud vandaag.

- Está un poco fresco hoy.
- Hace un poco de frío hoy.

- Welke dag is het vandaag?
- Welke dag zijn we vandaag?

¿Qué día es hoy?

- Vandaag gaat het mij goed.
- Vandaag voel ik me goed.

- Me siento bien hoy.
- Hoy estoy bien.

- Ik heb vandaag geen huiswerk.
- Vandaag heb ik geen huiswerk.

Hoy no tengo tarea.

- Ik blijf in het huis vandaag.
- Ik blijf vandaag thuis.

Hoy me quedo en la casa.

- Voelt ge u beter vandaag?
- Voelen jullie je beter vandaag?

- ¿Hoy te sientes mejor?
- ¿Hoy se siente mejor?
- ¿Os sentís mejor hoy?

- Het is erg warm vandaag.
- Het is vandaag erg warm.

- Hoy hace mucho calor.
- Hoy hace muchísimo calor.

- Het postkantoor is vandaag dicht.
- Het postkantoor is vandaag gesloten.

La oficina de correos está cerrada hoy.

- Wat heeft hij vandaag gedaan?
- Wat hebt ge vandaag gedaan?

¿Qué ha hecho hoy?

- Ik voel me beter vandaag.
- Ik voel me vandaag beter.

Hoy me siento mucho mejor.

- Het is mooi weer vandaag.
- Vandaag is het mooi weer.

Hoy hace bueno.

- Welke datum is het vandaag?
- Welke dag is het vandaag?

¿Qué día es hoy?

- Welke dag is het vandaag?
- Welke dag is 't vandaag?

¿A qué día estamos hoy?

- Je ziet wat witjes vandaag.
- Je ziet wat bleekjes vandaag.

Hoy estás un poco paliducho.