Translation of "Was" in Turkish

0.009 sec.

Examples of using "Was" in a sentence and their turkish translations:

- Was u!
- Was jezelf!

Yıkan!

- Ik was dwaas.
- Ik was idioot.
- Ik was mal.
- Ik was gek.
- Ik was zot.
- Ik was stom.

Aptaldım.

Was!

Yıka.

- Ik was verdrietig.
- Ik was droevig.
- Ik was bedroefd.

Üzgündüm.

- Dat was vreemd.
- Dat was raar.
- Dat was gênant.

O sakardı.

- Ik was arts.
- Ik was geneesheer.
- Ik was een dokter.

Ben bir doktordum.

- Ze was depressief.
- Ze was gedeprimeerd.

O depresyondaydı.

- Tom was gewond.
- Tom was gekwetst.

Tom incindi.

- Tom was ontzet.
- Tom was geschrokken.

Tom dehşete düştü.

- Tom was gedesillusioneerd.
- Tom was ontgoocheld.

Tom hayal kırıklığına uğradı.

- Tom was verbaasd.
- Tom was stomverbaasd.

Tom şaşırmıştı.

- Het was steenhard.
- Dat was keihard.

O, kaya gibi sertti.

- Tom was woedend.
- Tom was verontwaardigd.

Tom öfkelendi.

- Ik was naïef.
- Ik was lichtgelovig.

Saftım.

- Tom was depressief.
- Tom was gedeprimeerd.

Tom depresyonda.

- Ik was gelukkig.
- Ik was blij.

Mutluydum.

- Tom was nerveus.
- Tom was zenuwachtig.

Tom sinirliydi.

- Iedereen was daar.
- Iedereen was aanwezig.

Herkes oradaydı.

- Ik was leraar.
- Ik was lerares.

- Bir öğretmendim.
- Ben bir öğretmendim.
- Ben öğretmendim.

- Ik was woedend.
- Ik was boos.

- Ben kızgındım.
- Kızdım.

- Was je daar?
- Was u daar?

Orada mıydın?

- Ik was nerveus.
- Ik was zenuwachtig.

Gergindim.

- Het was heet.
- Het was sexy.

Sıcaktı.

- Het was frisjes.
- Het was kil.

O soğuktu.

- Ik was mij.
- Ik was me.

Kendimi yıkarım.

Was alles.

Her şeyi yıka.

- Het was steenhard.
- Het was keihard.
- Het was zo hard als een kei.
- Het was bikkelhard.

O, kaya gibi sertti.

Hoewel hij arm was, was hij gelukkig.

Fakir olmasına rağmen, mutluydu.

Ze was mooi toen ze jong was.

O gençken güzeldi.

- Het was overduidelijk.
- Het was heel vanzelfsprekend.

Gerçekten açıktı.

Ik was beroemd toen ik jonger was.

Ben gençken meşhurdum.

- Er was niemand daar.
- Er was niemand aanwezig.
- Er was daar niemand.

Orada hiç kimse yoktu.

- Hoe was jouw avond?
- Hoe was uw avond?
- Hoe was jullie avond?

Gecen nasıl geçti?

- Wiens idee was dit?
- Wiens idee was het?
- Wiens idee was dat?

O kimin fikriydi?

- Het was heel heet.
- Het was heel warm.
- Het was erg heet.

Çok sıcaktı.

- Je antwoord was fout.
- Uw antwoord was fout.
- Jullie antwoord was fout.

Cevabınız yanlıştı.

- Sami was heel lief.
- Sami was zeer lief.
- Sami was erg lief.

Sami gerçekten tatlıydı.

- Was u nerveus?
- Was u zenuwachtig?
- Waren jullie zenuwachtig?
- Waren julie nerveus?
- Was jij nerveus?
- Was jij zenuwachtig?

Sinirli miydin?

- Dat was best cool.
- Dat was best te gek.
- Dat was best gaaf.

- O oldukça harikaydı.
- O oldukça soğuktu.

Het was koud, en bovendien was er wind.

Hava soğuktu ve üstelik rüzgarlıydı.

Ik was teleurgesteld omdat je er niet was.

Yokluğun beni hayal kırıklığına uğrattı.

Ze was een kind, maar ze was dapper.

O bir çocuktu, ama cesurdu.

- Misschien was hij ziek.
- Hij was misschien ziek.

Belki hastaydı.

- Het antwoord was gemakkelijk.
- Het antwoord was makkelijk.

Yanıt kolaydı.

- Tom was er kapot van.
- Tom was ontroostbaar.

Tom perişan oldu.

- Het diner was geweldig.
- Het avondeten was geweldig.

Akşam yemeği harikaydı.

- Het was warm gisternacht.
- Gisternacht was het heet.

Dün gece sıcaktı.

- Hij was erg arm.
- Hij was heel arm.

O, çok fakirdi.

Toen ze jong was, was ze zeer populair.

Gençken, çok popülerdi.

- Dat was geen ongeval.
- Het was geen ongeluk.

- O bir kaza değildi.
- Bir kaza değildi.

- Ik was niet nerveus.
- Ik was niet zenuwachtig.

Gergin değildim.

- Hij was heel zenuwachtig.
- Hij was heel nerveus.

O çok gergindi.

- Tom was vrij behulpzaam.
- Tom was heel behulpzaam.

Tom oldukça yardımseverdi.

- Het was een groepsinspanning.
- Het was een groepsprestatie.

Kitlesel bir çabaydı.

- Dat was geen ongeval.
- Dat was geen ongeluk.

O, kaza değildi.

- Het pad was smal.
- De doorgang was smal.

Patika dardı.

- Dat was echt ongelooflijk.
- Dat was echt ongelofelijk.

Bu gerçekten inanılmazdı.

- Het was erg donker.
- Het was heel donker.

Çok karanlıktı.

- Er was veel wind.
- Het was heel winderig.

Çok rüzgar vardı.

- De lucht was blauw.
- De hemel was blauw.

Gökyüzü maviydi.

- Het was gewoon water.
- Het was maar water.

Bu sadece suydu.

- Het bloed was felrood.
- Het bloed was helderrood.

Kan parlak kırmızıydı.

- Hij was erg blij.
- Hij was erg gelukkig.

O çok mutluydu.

- Wat was jouw favoriet?
- Wat was uw favoriet?

En sevdiğin hangisiydi?

- Er was overal afval.
- Overal was er rommel.

- Çöp her yerdeydi.
- Her yerde çöp vardı.

- Het was heel raar.
- Het was heel bizar.

O gerçekten tuhaftı.

- Tom was nogal gefrustreerd.
- Tom was behoorlijk gefrustreerd.

Tom tamamen hayal kırıklığına uğramıştı.

- Tom was toch hier?
- Tom was hier, toch?

Tom buradaydı, değil mi?

- Je gedrag was beschamend.
- Jouw gedrag was schandalig.

Senin davranışın ayıptı.

- Mijn vader was dokter.
- Mijn vader was arts.

Babam bir doktordu.

- Was dat niet geweldig?
- Was dat niet fantastisch?

O şahane değil miydi.

Ik was verbaasd dat Tom er vanochtend was.

Tom'un bu sabah orada olmasına şaşırdım.

- Jij was mijn favoriet.
- U was mijn favoriet.

Sen benim favorimdi.

- Tom was heel nerveus.
- Tom was heel zenuwachtig.

Tom çok sinirliydi.

- De omgeving was adembenemend.
- Het landschap was adembenemend.

Manzara nefes kesiciydi.

- Tom was erg kwaad.
- Tom was erg boos.

Tom çok kızgındı.

- Toen was ik getrouwd.
- Toen was ik gehuwd.

O zaman evliydim.

- Ik was zo nerveus.
- Ik was zo zenuwachtig.

Ben çok gergindim.

- Ik was absoluut verbaasd.
- Ik was helemaal verbijsterd.

Ben kesinlikle şaşırdım.

- Gisteravond was het koud.
- Het was koud gisteravond.

Dün gece hava soğuktu.

- Ik was zeer trots.
- Ik was erg trots.

Çok gurur duydum.

- Gisteren was ik ziek.
- Ik was ziek gisteren.

Dün hastaydım.

- Het was heet gisteren.
- Gisteren was het heet.

Dün sıcaktı.

- Haar toespraak was uitmuntend.
- Haar speech was uitstekend.

Onun konuşması mükemmeldi.

- Jane was niet blij.
- Jane was niet gelukkig.

Jane mutlu değildi.

Was er iemand hier toen ik weg was?

Ben dışarıdayken biri geldi mi?

- Dat was een leugen.
- Dit was een leugen.

Bu bir yalandı.

- De transformatie was begonnen.
- De gedaanteverwisseling was begonnen.

Dönüşüm başlamıştı.