Translation of "„wie" in Japanese

Wie?

誰？

- Wie bent u?
- Wie zijt gij?
- Wie zijn jullie?
- Wie ben jij?

- あなたは誰ですか。
- 君は誰？

- Wie kwam?
- Wie was gekomen?

- 誰が来た？
- 誰が来ましたか？

- Wie is dood?
- Wie is gestorven?
- Wie is overleden?
- Wie is er doodgegaan?
- Wie is er overleden?

誰が死んだの？

- Wie denkt dat?
- Wie vindt dat?

誰がそう思うの？

- Wie won er?
- Wie heeft gewonnen?

誰が勝ったの？

- Wie is daar?
- Wie is het?

- 誰？
- どなた？
- どなたさまでしょうか。

- Wie is hij?
- Wie is dat?

- 彼は誰？
- 彼はだれですか。
- 彼は誰ですか。

Wie rijdt?

誰が運転しているのか。

Wie dan?

では誰ですか。

Wie weet?

- 誰にも分からないよ。
- 分からないよ。
- 誰が知るものか。

- Wie verwacht je?
- Op wie wacht ge?
- Op wie wacht je?

- 誰待ってるの？
- 誰待ってんの？

- Voor wie werkt u?
- Voor wie werk je?
- Voor wie werken jullie?
- Voor wie werkt hij?

誰のため働いているんだ？

- Wie heeft het gedaan?
- Wie deed het?

- 誰がしたの？
- 誰がやったの？

Ik kon nauwelijks zien wie wie was.

誰が誰だかほとんど見分けがつかなかったよ。

- Wie verwacht je?
- Op wie wacht je?

- 誰を待っていますか？
- 誰待ってるの？
- 誰待ってんの？

- Wie zei dat?
- Wie heeft dat gezegd?

誰がそんなこと言ったの？

- Wie is daar?
- Wie is dat daar?

そこにいるのは誰だ。

- Voor wie werkt u?
- Voor wie werk je?
- Voor wie werken jullie?

- どちらにお勤めですか。
- お勤めはどちらですか。

- Met wie woon je samen?
- Met wie woont u samen?
- Met wie woon je?
- Met wie woont u?

- 一緒に住んでいるのは誰なの？
- あなたは誰と一緒に住んでいますか。
- 誰と一緒に住んでるの？

- Wie zoekt, zal vinden.
- Wie zoekt, die zal vinden.
- Wie zoekt, die vindt.

探す人が、見つけるのだ。

- Met wie spreek ik?
- Met wie praat ik?

私は誰と話しているの？

- Wie is uw leraar?
- Wie is jouw leraar?

君たちの先生はだれですか。

- Wie richtte Disneyland op?
- Wie heeft Disneyland opgericht?

- ディズニーランドをはじめたのは誰ですか。
- ディズニーランドを開設したのは誰なんですか？

- Wie helpt uw moeder?
- Wie helpt je moeder?

- 誰が母の手伝いをするの。
- 誰がお母さんの手伝いをするのですか。

- Wie is deze kerel?
- Wie is deze vent?

- この男の人、誰？
- この男は誰なんだ。

- Wie is deze man?
- Wie is die man?

- あの男性は誰ですか。
- あの男の人は誰ですか。

- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?

あの人は誰ですか。

- Wie heeft jou uitgekozen?
- Wie heeft jullie uitgekozen?

誰があなたを選んだの？

- Van wie is dat?
- Van wie is dit?

- これは誰のものですか。
- これ誰のですか？

- Wie is die vrouw?
- Wie is deze vrouw?

- あの女性は誰ですか。
- あの女の人は誰ですか。
- あの女は誰ですか？

- Wie is uw lievelingsacteur?
- Wie is jouw lievelingsacteur?

- あなたの大好きな役者はだれですか。
- あなたの好きな俳優は誰ですか。
- あなたの一押しの俳優は誰ですか？

- Wie is die kerel?
- Wie is die vent?

誰だ？あいつ。

- Wie is jouw lievelingsfotograaf?
- Wie is uw lievelingsfotograaf?

好きな撮影者は誰ですか。

- Wie is jouw lievelingspianist?
- Wie is uw lievelingspianist?

好きなピアニストは誰ですか。

- Wie heeft Tom gedood?
- Wie heeft Tom vermoord?

誰がトムを殺したのだろう？

Wie was ik?

では何者であるべきか

Wie demoniseer jij?

あなたは誰が悪者だと考えますか

Wie is zij?

彼女は誰ですか。

Wie is daar?

そこにいるのは誰だ。

Wie zijn zij?

彼らは誰ですか。

Wie is hij?

彼は誰？

Wie weet dat?

誰が知っているだろうか。

Wie is dit?

これは誰ですか？

Wie is dat?

あの人はだれですか。

Wie is Tom?

トムって誰？

Wie wil gaan?

誰が行きたいですか。

Wie ben ik?

私は誰なのだろうか。

Wie bent u?

どちらさまでしょうか？

Wie zal gaan?

誰が行くの？

Wie is Emily?

エミリーってだれ？

Wie helpt haar?

誰が彼女を手伝ってくれますか。

Wie spreekt er?

- どちらさまでしょうか？
- 誰が話しますか。

Wie liep er?

誰が走ったの？

- Wie heeft dit boek geschreven?
- Wie schreef dit boek?

- 誰がこの本を書いたのか。
- だれがこの本を書いたのですか。

- Wie is er gestopt?
- Wie heeft er ontslag genomen?

誰がやめるの？

- Wie heeft pizza besteld?
- Wie heeft er pizza besteld?

- 誰がピザたのんだの？
- ピザを注文したの誰？

- Wie heeft dit gedicht geschreven?
- Wie schreef dit gedicht?

- この詩を書いたのは誰ですか。
- この詩は誰が書いたのですか。

- Wie wil er chocolademelk?
- Wie wil er warme chocolade?

ホットチョコレート欲しい人ー？

- Wie zoekt, zal vinden.
- Wie zoekt, die zal vinden.

探す人が、見つけるのだ。

- Wie is de volgende?
- Wie is aan de beurt?

次は誰。

- Wat maakt het uit?
- Wie kan het wat schelen?
- Wie maalt erom?
- Wie geeft erom?

- 知るもんか。
- だれが気にするもんか。

- Wie heeft je Frans geleerd?
- Wie heeft u Frans geleerd?
- Wie heeft jullie Frans geleerd?

誰が貴方にフランス語を教えたの？

- Weet jij wie zij zijn?
- Weten jullie wie ze zijn?
- Weet je wie ze zijn?

- 彼らがどういう人達だかおわかりですか。
- あの人たち誰だか知ってる？

- Wie is er aan het winnen?
- Wie staat er voor?

どっちが勝ってるの？

Wie is die vrouw met wie je gisteren samen was?

昨日一緒にいた女の人誰？

Wie is degene met wie je aan het praten was?

あなたが話していた人はどなたですか。

- Van wie is deze fiets?
- Van wie is die fiets?

この自転車、誰の？

- Wie zijn beurt is het?
- Wie is aan de beurt?

- 誰の番ですか。
- だれの番だ。
- 誰の番。

- Weet je wie hij is?
- Weet u wie hij is?

彼が誰か知っていますか。

- Van wie zijn die boeken?
- Van wie zijn deze boeken?

これらの本はだれのですか。

- Wie is je favoriete componist?
- Wie is jullie favoriete componist?

あなたの好きな作曲家は誰ですか。

- Met wie heb je gesproken?
- Tegen wie had je het?

誰と話していたのですか。

Op wie wacht je?

- 誰を待ってるの？
- 君は誰を待っているのですか。
- 誰を待っているの？
- 誰を待っていますか？
- 誰待ってるの？
- 誰待ってんの？

Wie is er afwezig?

休んでいるのは誰ですか。

Wie heeft Hamlet geschreven?

ハムレットは誰が書いたのですか。

Wie leert jou Frans?

だれがあなたにフランス語を教えているのですか。

Met wie spreekt hij?

彼は誰と話しているの？

Wie is de verantwoordelijke?

担当の方はどなたですか。

Wie houdt van oorlog?

誰が戦争を好むか。

Wie houdt van Sachiko?

誰が幸子さんを好きですか。

Wie heeft radium ontdekt?

誰がラジウムを発見したのですか。