Translation of "Tijd" in German

- Verspil geen tijd.
- Verlies geen tijd.

Verschwende keine Zeit.

- Heeft u tijd?
- Heb je tijd?

- Hast du Zeit?
- Haben Sie Zeit?
- Habt ihr Zeit?

Wat betekent „van tijd tot tijd”?

Was heißt „von Zeit zu Zeit“?

- Geef hem tijd.
- Geef het tijd.

Gib ihm Zeit.

We gaan van tijd tot tijd vissen.

- Wir gehen ab und zu angeln.
- Ab und zu gehen wir angeln.

Ja, het gebeurt van tijd tot tijd.

- Ja, das passiert von Zeit zu Zeit.
- Ja, es passiert von Zeit zu Zeit.
- Ja, das passiert ab und zu.

- Tijd verstrijkt snel.
- De tijd vliegt voorbij.

- Die Zeit vergeht schnell.
- Die Zeit vergeht rasch.

- Je tijd raakt op.
- Uw tijd dringt.

- Deine Zeit läuft ab.
- Eure Zeit läuft ab.
- Ihre Zeit läuft ab.

- De tijd raakt op.
- De tijd dringt.

Die Zeit läuft aus.

- Heb je overmorgen tijd?
- Heeft u overmorgen tijd?
- Hebben jullie overmorgen tijd?

Hast du übermorgen Zeit?

- De tijd is snel gegaan.
- De tijd vloog snel.
- De tijd vloog voorbij.
- De tijd ging snel.

Die Zeit ist sehr schnell vergangen.

- De tijd vloog snel.
- De tijd vloog voorbij.

Die Zeit ist sehr schnell vergangen.

- Uw tijd is op.
- Je tijd is om.

- Deine Zeit ist um.
- Ihre Zeit ist abgelaufen.

- We hebben nog tijd.
- Er is nog tijd.

- Wir haben noch Zeit.
- Es ist noch Zeit.

- Alles op zijn tijd.
- Alles op z'n tijd.

- Alles zu seiner Zeit.
- Alles hat seine Zeit.
- Alles zu seiner Zeit!

- Onze tijd is beperkt.
- Onze tijd is gelimiteerd.

Unsere Zeit ist begrenzt.

Van tijd tot tijd maken we een ritje.

Ab und zu fahren wir spazieren.

- Alles op zijn tijd.
- Alles heeft zijn tijd.

- Alles hat seine Zeit.
- Jedes Ding hat seine Zeit.

Van tijd tot tijd belt hij me nog.

Hin und wieder ruft er mich noch an.

- We verliezen hier tijd.
- We verspillen hier tijd.

Wir verschwenden hier Zeit.

- Uw tijd is op.
- Hun tijd is op.

Ihre Zeit ist abgelaufen.

De tijd dringt.

Vergiss nicht, die Zeit läuft.

De tijd vliegt.

Die Zeit fliegt.

Neem de tijd.

- Lass dir Zeit.
- Lassen Sie sich Zeit.
- Nehmen Sie sich Zeit!
- Lasst euch Zeit.

Verlies geen tijd.

Verschwende keine Zeit.

Geef me tijd.

Gib mir Zeit!

Verspil geen tijd!

- Verlieren Sie keine Zeit!
- Vergeude keine Zeit!

Tom verspilt tijd.

- Tom vergeudet seine Zeit.
- Tom vertut seine Zeit.
- Tom verschwendet seine Zeit.

Heeft u tijd?

- Haben Sie Zeit?
- Habt ihr Zeit?

Wees op tijd.

Sei pünktlich.

Tijd is geld.

Zeit ist Geld.

Geef hem tijd.

Gib ihm Zeit.

Ik heb tijd.

Ich habe Zeit.

We hebben tijd.

Wir haben Zeit.

Is het tijd?

- Ist es Zeit?
- Ist es so weit?

Wie heeft tijd?

Wer hat Zeit?

Betaal op tijd!

- Bezahlt pünktlich!
- Bezahlen Sie pünktlich!

- De tijd vloog snel.
- De tijd vloog voorbij.
- De tijd is snel voorbij gegaan.

Die Zeit ist sehr schnell vergangen.

- De tijd zal het zeggen.
- De tijd zal het uitwijzen.
- De tijd zal het leren.

- Die Zukunft wird es zeigen.
- Die Zeit wird’s zeigen.

- Heeft u meer tijd nodig?
- Hebben jullie meer tijd nodig?
- Heb je meer tijd nodig?

- Brauchst du mehr Zeit?
- Brauchen Sie mehr Zeit?

- Zij spijbelen de hele tijd.
- Ze spijbelen de hele tijd.

- Sie schwänzen immer die Schule.
- Sie schwänzen ständig.

- Ze praatte de hele tijd.
- Ze sprak de hele tijd.

Sie redete die ganze Zeit.

- Ge hebt genoeg tijd gehad.
- Je hebt genoeg tijd gehad.

Du hattest eine Menge Zeit.

- We hebben echt geen tijd.
- Wij hebben echt geen tijd.

Wir haben wirklich kein Zeit.

- We hebben vanavond tijd genoeg.
- Vanavond hebben we tijd genoeg.

- Wir haben heute Abend Zeit genug.
- Wir haben heute Abend wieder Zeit genug.
- Wir verfügen heute Abend über ausreichend Zeit.

Vrije tijd is de tijd waarover iemand vrij kan beschikken.

Freizeit ist Zeit, über die man frei verfügen kann.

Tijd voor een beslissing.

Zeit für eine Entscheidung.

De tijd raakt op.

Die Zeit läuft aus.

In die laatste tijd,

in dieser letzten Zeit

Heb je dinsdag tijd?

- Hast du am Dienstag frei?
- Bist du am Dienstag frei?
- Hast du Dienstag Zeit?

De tijd is om.

Die Zeit ist um.

We hebben geen tijd.

Wir haben keine Zeit.