Translation of "Geef" in German

0.008 sec.

Examples of using "Geef" in a sentence and their german translations:

- Geef het op!
- Geef op!

Abtreten!

- Geef het terug!
- Geef terug.

Gib es zurück!

- Geef op.
- Geef het op.

Gib auf!

- Geef het op!
- Geef het op.

Gib es auf!

- Geef hem tijd.
- Geef het tijd.

Gib ihm Zeit.

- Geef ze geld.
- Geef hen geld.

Gib ihnen Geld.

- Geef het door.
- Geef hem door.

Gib es ihm.

Geef antwoord!

- Antworte mir!
- Antworten Sie mir!

Geef terug.

- Gib es zurück.
- Geben Sie es zurück.

Geef voorbeelden!

Geben Sie Beispiele!

Geef niets!

Gib nichts!

Geef gas!

Mach Dampf!

- Geef het op!
- Geef op!
- Neem ontslag!

Abtreten!

- Geef me een tip.
- Geef me wat drinkgeld.
- Geef me een fooi.

Gib mir einen Tipp.

- Geef me een kans!
- Geef mij een kans.

Gib mir eine Chance!

- Ik geef me over.
- Ik geef me gewonnen.

- Ich gebe auf.
- Ich gebe nach.
- Ich füge mich.

- Geef mij uw telefoonnummer.
- Geef me je telefoonnummer.

- Gib mir deine Telefonnummer.
- Geben Sie mir Ihre Telefonnummer.

- Geef Tom een kus.
- Geef Tom een zoen.

Gib dem Tom einen Kuss!

- Geef het aan mij!
- Geef het aan mij.

Gib es mir.

- Geef me antwoord.
- Geef antwoord.
- Antwoord me dit.

Antworte mir.

- Ik geef nooit op.
- Ik geef nooit toe.

Ich gebe niemals auf.

- Geef daar geen antwoord op!
- Geef geen antwoord!

Antworte nicht!

Geef me tijd.

Gib mir Zeit!

Geef geen antwoord!

- Sag nichts!
- Nichts verraten!

Geef het terug!

Gib es zurück!

Geef niet op!

Gib nicht auf.

Geef me antwoord.

Gib mir eine Antwort.

Tom, geef antwoord!

Tom, antworte mir!

Ik geef Frans.

- Ich gebe Französischunterricht.
- Ich unterrichte Französisch.

Geef mij water.

Gib mir Wasser.

Geef het op!

Lass es gut sein!

Geef hem tijd.

Gib ihm Zeit.

Geef je les?

- Unterrichtest du?
- Lehrst du?

Geef ze hem.

Gib sie ihm.

Geef het wachtwoord.

Geben Sie das Passwort ein!

Geef Tom antwoord.

- Antworte Tom!
- Antworten Sie Tom!
- Antwortet Tom!

Geef ons vrede!

Gib uns Frieden!

Geef me eten!

Fütter mich!

Geef hen geld.

Gib ihnen Geld.

Geef me de vrijheid of geef me de dood.

Gib mir Freiheit oder gib mir den Tod.

- Geef elkaar de hand, alsjeblieft.
- Geef elkaar de hand, alstublieft.

- Bitte gebt euch die Hände.
- Bitte geben Sie sich die Hände!

- Ik geef om hen beiden.
- Ik geef om hen allebei.

Ich liebe beide.

- Geef de bloemen alsjeblieft water.
- Geef de bloemen alstublieft water.

Bitte gieße die Blumen.

- Geef mij een asbak alstublieft.
- Geef me alsjeblieft een asbak.

Bitte gib mir einen Aschenbecher.

- Ik geef jullie een boek.
- Ik geef u een boek.

Ich gebe dir ein Buch.

- Ik geef u mijn woord.
- Ik geef je mijn woord.

Ich gebe dir mein Wort.

Maar geef niet op.

Aber gib niemals auf.

Geef de planten water.

Gieß die Pflanzen!

Geef mij drie krijtjes.

Geben Sie mir drei Stück Kreide.

Geef me je geld.

Gib mir dein Geld.

Geef het mij, alstublieft.

- Bitte geben Sie mir das.
- Gib es mir bitte!
- Geben Sie es mir bitte!

Geef mij het boek.

- Gib mir das Buch.
- Geben Sie mir das Buch!

Geef me vijf dagen.

- Gebt mir fünf Tage.
- Gib mir fünf Tage.

Ik geef het op.

Ich gebe auf.

Geef me de afstandsbediening.

Gib mir mal die Fernbedienung!

Geef dit aan Ramu!

Gib dies Ramu!

Geef mij uw telefoonnummer.

Geben Sie mir Ihre Telefonnummer.

Geef me een hint.

Gib mir einen Tipp.

Geef het aan haar.

Gib ihr das!

Geef mij een voorbeeld.

- Geben Sie mir ein Beispiel an.
- Nenn mir ein Beispiel.

Geef mij het nummer.

Gib mir die Nummer.

Geef me een knuffel.

- Drück mich!
- Nimm mich in den Arm!

Geef me een kus.

Gib mir einen Kuss!

Geef me mijn handdoek.

Gib mir mal mein Handtuch.

Geef het niet op!

Nur nicht aufgeben!

Geef me een sinaasappel.

Gib mir eine Apfelsine!

Geef me tenminste antwoord.

Antworte mir wenigstens.