Translation of "Jan" in German

Jan houdt van schaken.

Johannes spielt gerne Schach.

De hand van Jan is rein.

Johannes’ Hand ist sauber.

Jan, wat zijn dat voor kaarten?

Jan, was sind das für Karten?

Jan stond alleen, met de armen gekruist.

Johannes stand allein mit verschränkten Armen da.

Tom en Maria besloten Jan te volgen.

Tom und Maria beschlossen, Johannes zu folgen.

Onze hond, die Jan heet, blaft naar iedereen.

Unser Hund namens John bellt alle an.

's Avonds grote Jan, 's morgens kleine man.

Abends wie ein Bär, morgens wie ein geschossener Adler.

- Tom bood Maria en Jan wat friet aan.
- Tomo gaf Manjo en Johano een paar frietjes.

- Tom gab Maria und Johannnes ein paar Fritten.
- Tom bot Maria und Johannes Kartoffelchips an.

- Het lijkt hier een augiasstal.
- Het lijkt hier wel een zwijnenstal.
- Het lijkt hier wel een huishouden van Jan Steen.

Hier siehts ja aus wie bei Hempels unterm Sofa.

Op een mooie lentedag, toen Jan in de zandbak in de achtertuin aan het graven was, vond hij een klein doosje. In het doosje zat een blinkende stiletto met een geheimzinnig opschrift.

An einem schönen Frühlingstag fand Jan beim Buddeln im Sandkasten im Garten hinter dem Haus eine kleine Kiste. In der Kiste war ein glänzendes Klappmesser mit einer rätselhaften Inschrift.