Translation of "Iedereen" in German

0.009 sec.

Examples of using "Iedereen" in a sentence and their german translations:

Iedereen kent iedereen.

Jeder kennt jeden.

- Iedereen aarzelde.
- Iedereen twijfelde.

Alle zögerten.

- Iedereen klapt.
- Iedereen applaudisseert.

Alle klatschen.

- Hallo, iedereen!
- Hallo, iedereen.

Hallo, alle miteinander!

- Iedereen roddelt.
- Iedereen zevert.

- Alle reden.
- Alle tratschen.

Iedereen.

Alle.

- Iedereen gaat dood.
- Iedereen sterft.

Jeder muss sterben.

- Iedereen doet het.
- Iedereen doet dit.
- Iedereen doet dat.

Alle machen es.

- Iedereen doet dit.
- Iedereen doet dat.

Jeder tut das.

- Iedereen leek geschokt.
- Iedereen keek geschokt.

Alle sahen erschrocken aus.

- Iedereen was daar.
- Iedereen was aanwezig.

Alle waren da.

- Iedereen is akkoord.
- Iedereen gaat akkoord.

Alle sind einverstanden.

In ons dorp kent iedereen iedereen.

Bei uns im Dorf kennt jeder jeden.

Iedereen staat.

Alle stehen.

Iedereen lachte.

Alle lachten.

Luister, iedereen.

Zuhören, alle von euch.

Iedereen wint.

Alle gewinnen.

Iedereen lacht.

Alle lachen.

Hallo, iedereen!

- Hallo zusammen!
- Hallo, alle zusammen!
- Hallo, Leute!

Iedereen droomt.

- Jeder träumt.
- Ein jeder träumt.
- Jeder Mensch träumt.

Slaapwel iedereen!

Gute Nacht alle zusammen!

Iedereen juichte.

Alle jubelten.

Iedereen schreeuwde.

- Alle schrien.
- Alle haben geschrien.
- Ein jeder schrie.
- Alle schrien herum.
- Alle krischen herum.
- Alle kreischten herum.

Iedereen glimlachte.

- Alle lächelten.
- Ein jeder lächelte.

Iedereen wachtte.

- Alle warteten.
- Ein jeder wartete.

Iedereen stond.

Alle standen.

Iedereen bad.

- Alle beteten.
- Alle haben gebetet.

Iedereen keek.

Alle schauten.

Iedereen glimlacht.

Alle lächeln.

Iedereen bleef.

Alle blieben.

Iedereen applaudisseerde.

- Alle klatschten.
- Alle applaudierten.
- Alle spendeten Beifall.

Controleer iedereen.

Überprüfen Sie alle.

Iedereen giechelde.

Alle kicherten.

Iedereen sprong.

- Alle sprangen.
- Jeder sprang.

Luister, iedereen!

- Alles herhören!
- Alles mal herhören!

Hallo, iedereen.

Hallo zusammen.

Hallo iedereen.

Hallo, alle zusammen.

Iedereen roddelt.

Alle tratschen.

Iedereen leest.

Alle lesen.

Iedereen dronk.

Alle tranken.

Iedereen zweeg.

Alle schwiegen.

Iedereen klaar?

Sind Sie bereit?

Iedereen liegt.

- Alle lügen.
- Jeder lügt.

Iedereen danste.

- Alle haben getanzt.
- Jeder hat getanzt.

Iedereen danst.

Alle tanzen.

Iedereen huilt.

Alle weinen.

Iedereen verdwijnt.

Man schwindet.

Iedereen huilde.

Jeder weinte.

Iedereen zong.

Alle sangen.

Iedereen zingt.

Alle singen.

Luisterde iedereen?

Haben alle zugehört?

Iedereen praat.

Alle reden.

Iedereen opstaan!

Alle aufstehen!

Iedereen luisterde.

Alle hörten zu.

- Iedereen, zeg kaas.
- Iedereen, zeg "cheese".
- Iedereen, lach naar het vogeltje.

Alle bitte recht freundlich!

- Iedereen houdt van hem.
- Iedereen mag hem.

Alle haben ihn gern.

- Iedereen negeerde Tom.
- Iedereen heeft Tom genegeerd.

Alle ignorierten Tom.

- Iedereen lacht.
- Iedereen is aan het lachen.

Alle lachen.

- Bijna iedereen kwam.
- Bijna iedereen is gekomen.

Fast alle kamen.

- Ik hielp iedereen.
- Ik heb iedereen geholpen.

- Ich habe jedem geholfen.
- Ich habe allen geholfen.

- Iedereen slaapt.
- Iedereen is aan het slapen.

Alle schlafen.

- Iedereen wacht op je.
- Iedereen wacht op u.
- Iedereen wacht op jullie.

Alle warten auf dich.

- Iedereen vindt je leuk.
- Iedereen vindt u leuk.
- Iedereen vindt jullie leuk.

- Alle mögen dich.
- Alle mögen Sie.
- Alle mögen euch.

- Iedereen houdt van patat.
- Iedereen houdt van friet.
- Iedereen houdt van frietjes.

- Jeder mag Pommes.
- Jeder mag Pommes frites.

- Iedereen houdt van hem.
- Hij is door iedereen graag gezien.
- Iedereen mag hem.

- Alle haben ihn gern.
- Alle mögen ihn.

- Het viel iedereen op.
- Iedereen merkte het op.

- Alle merkten es.
- Es ist allen aufgefallen.
- Jeder hat's gemerkt.

- Dat is iedereen opgevallen.
- Iedereen heeft dat gemerkt.

Jeder hat das gemerkt.

- Iedereen luistert naar je.
- Iedereen luistert naar jou.

Jeder hört dich.

- Iedereen houdt van Tom.
- Iedereen vindt Tom aardig.

Alle mögen Tom.

- Iedereen mag hem.
- Hij is bij iedereen geliefd.

Er wird von allen gemocht.