Translation of "Liegen" in French

0.008 sec.

Examples of using "Liegen" in a sentence and their french translations:

Jullie liegen!

Vous mentez.

Ze liegen.

- Ils mentent.
- Elles mentent.

Sociopaten liegen.

Les sociopathes mentent.

Niet liegen, liefste.

Ne mens pas, chéri.

Hij haatte liegen.

Il détestait mentir.

Ze liegen nooit.

Ils ne mentent jamais.

Stop met liegen.

- Arrête de mentir.
- Arrêtez de mentir.

We liegen allemaal.

Nous mentons tous.

Zou ik liegen?

Mentirais-je ?

Waarom liegen mensen?

Pourquoi les gens mentent-ils ?

- Ik wil niet blijven liegen.
- Ik wil niet meer liegen.

Je ne veux plus mentir.

- Jullie liegen!
- Je liegt.

- Tu mens.
- Vous mentez.
- Vous êtes en train de mentir.
- Tu es en train de mentir.

Waarom zou hij liegen?

Pourquoi mentirait-il ?

Waarom zou ze liegen?

Pourquoi mentirait-elle ?

Ze liegen tegen ons.

Ils nous mentent.

Ik moest weer liegen.

- J'ai dû mentir à nouveau.
- Il m'a fallu à nouveau mentir.

Ik kan niet liegen.

Je ne peux pas mentir.

Hou op met liegen!

Arrête ton cinéma !

- U liegt!
- Jullie liegen!

Vous mentez !

Kinderen en dronkaards liegen niet.

Les enfants et les saoulons ne mentent pas.

Ik moest tegen iedereen liegen.

J'ai dû mentir à tout le monde.

Ik wil niet meer liegen.

- J'en ai marre de mentir.
- J'en ai vraiment marre de mentir.

- Wij tweeën weten dat jullie tweeën liegen.
- We weten beiden dat jullie allebei liegen.

Nous deux savons que vous deux mentez.

- Je moet ophouden tegen jezelf te liegen.
- U moet ophouden tegen uzelf te liegen.

- Vous devez arrêter de vous mentir à vous-même.
- Tu dois arrêter de te mentir à toi-même.

We kunnen niet zo goed liegen

Nous ne sommes pas très doués pour mentir,

Ze is handig in het liegen.

C'est une menteuse très habile.

- U liegt!
- Je liegt!
- Jullie liegen!

- Tu mens !
- Vous mentez !

Ik kan tegen jou niet liegen.

Je ne puis vous mentir.

Liegen is een heel slechte gewoonte.

Raconter des mensonges, est une très vilaine habitude.

- Tom liegt.
- Tom is aan het liegen.

Tom ment.

Wij tweeën weten dat jullie tweeën liegen.

Nous deux savons que vous deux mentez.

- Hij liegt.
- Hij is aan het liegen.

Il ment.

Tom is nog steeds aan het liegen.

Tom est toujours en train de mentir.

Tom en ik liegen nooit tegen elkaar.

Tom et moi ne nous mentons jamais.

- Hij is een goede leugenaar.
- Hij kan goed liegen.
- Zij kan goed liegen.
- Zij is een goede leugenaar.

- C'est une bonne menteuse.
- C'est un bon menteur.
- Il ment avec talent.
- Elle ment avec talent.

Hij werd beschuldigd van liegen over die zaak.

On lui a reproché d'avoir menti à propos de cette histoire.

De waarheid zeggen is veel gemakkelijker dan liegen.

Dire la vérité est bien plus facile que de mentir.

Hij wist intuïtief dat ze aan het liegen was.

Intuitivement, il savait qu'elle mentait.

- Misschien lieg je.
- Misschien ben je aan het liegen.

Peut-être es-tu en train de mentir.

- Tom liegt constant.
- Tom is altijd aan het liegen.

- Tom ment constamment.
- Tom est toujours en train de mentir.

- U liegt nu tegen me.
- Jullie liegen nu tegen me.

- Tu me mens maintenant.
- Vous me mentez maintenant.

- Iemand liegt.
- Er liegt iemand.
- Iemand is aan het liegen.

Quelqu'un ment.

Tom en Maria beweren dat ze nooit tegen elkaar liegen.

Tom et Marie prétendent qu'ils ne se mentent jamais l'un a l'autre.

Statistieken liegen niet, maar leugenaars en bedriegers maken er vaak gebruik van.

Les statistiques ne mentent pas, mais les menteurs et les imposteurs les utilisent souvent.

- Ik denk dat je liegt.
- Ik denk dat u liegt.
- Ik denk dat jullie liegen.

- Je pense que tu mens.
- Je pense que vous mentez.

Hij houdt van haar haar, haar glimlach, haar ogen? Wow, hij kan verdomd goed liegen!

Il aime ses cheveux, son sourire, ses yeux ? Waouh, il est vachement fort pour dire des mensonges !

- Je liegt altijd tegen me.
- U liegt altijd tegen me.
- Jullie liegen altijd tegen me.

- Tu me mens toujours.
- Vous me mentez constamment.

- Zij beschuldigden hem van liegen.
- Zij betichtten hem van een leugen.
- Zij noemden hem een leugenaar.

- Elles l'ont traité de menteur.
- Vous l'avez accusé d'avoir menti.
- Elles l'accusèrent de mensonge.

Haar verhaal was bevestigd door een verslaggever, die had uitgevonden dat de politieagent aan het liegen was.

Son histoire a été confortée par un journaliste, qui découvrit que le policier avait menti.