Translation of "Weggaan" in English

0.016 sec.

Examples of using "Weggaan" in a sentence and their english translations:

Ik wil weggaan.

I want to leave.

Wij willen weggaan.

- We want to go.
- We want to leave.
- We're going to go.
- We're going to leave.
- We want to be off.

Laten we weggaan.

Let's get out.

Moet je weggaan?

- Do you need to go?
- Do you have to go?

Moet ik weggaan?

Do I have to go?

Tom zou weggaan.

Tom would leave.

Laten we gewoon weggaan.

Let's just go away.

Ik zal nooit weggaan.

- I'll never leave.
- I will never go away.
- I won't ever leave.

Misschien moet je weggaan.

Maybe you should leave.

Ik wou niet weggaan.

I didn't want to leave.

Weggaan is een beetje doodgaan, maar doodgaan is meer dan weggaan.

To leave is to die a little, but to die is to leave very much.

Je kunt nu beter weggaan.

You may as well leave now.

Tom had vroeger moeten weggaan.

Tom should have left earlier.

Waarom wil je vandaag weggaan?

Why do you want to leave today?

Zal ik blijven of weggaan?

Should I stay or go?

Kan ik niet gewoon weggaan?

Can't I please just go?

U kunt maar beter weggaan.

You'd better leave now.

Je kunt zo niet weggaan.

You cannot leave like that.

We moeten hier onmiddellijk weggaan.

We have to leave here at once.

Ik zag ze samen weggaan.

I saw them leave together.

Je kunt maar beter weggaan.

You had better go.

Waarom kan Tom niet weggaan?

Why can't Tom leave?

- Ik kan met geen mogelijkheid gewoon weggaan.
- Ik kan toch echt niet zomaar weggaan?

There's no way I can just leave.

- Laten we weggaan.
- Laten we uitgaan.

- Let's get out.
- Let's go out.

Ik zag Andrea van huis weggaan.

I saw Andrea leaving home.

- Moet ik weg?
- Moet ik weggaan?

- Ought I to go?
- Do I have to go?

Tom denkt dat Mary zal weggaan.

- Tom thinks that Mary will leave.
- Tom thinks Mary will leave.

Sluit de deur bij het weggaan.

- Close the door when you leave.
- Shut the door on your way out.
- Close the door on your way out.

Tom zal over een uur weggaan.

Tom will leave in an hour.

- Tom moet vertrekken.
- Tom moet weggaan.

Tom has to leave.

In april zal hij uit Japan weggaan.

He will leave Japan in April.

Ge zoudt beter weggaan. Het wordt laat.

You'd better go. It's getting late.

Dat zal vanzelf weggaan binnen twee weken.

It'll go away on its own in two weeks.

Ik kan met geen mogelijkheid gewoon weggaan.

There's no way I can just leave.

- Laten we weggaan.
- Kom op, laten we gaan.

- Come on, let's go!
- Come on, let's go.

- Ik wou niet weggaan.
- Ik wou niet vertrekken.

I didn't want to leave.

Ik wil best weggaan als jij dat wil.

I'll leave if you want me to.

Mijn baas laat me niet eerder van werk weggaan.

My boss would not let me leave work early.

Laat ons nu weggaan vooraleer iemand van gedacht verandert.

Let's leave now before anyone changes their mind.

- Moet ik gaan?
- Moet ik weg?
- Moet ik weggaan?

- Ought I to go?
- Do I have to go?

- Moet je weg?
- Moet je weggaan?
- Moet je gaan?

- Do you have to leave?
- Do you need to go?
- Do you have to go?

Tom wilde vroeg weggaan en ik wilde dat ook.

Tom wanted to leave early and I did, too.

Je kan beter niet weggaan, nadat het donker geworden is.

You had better not go after dark.

Ze vroeg of we niet beter wat vroeger zouden weggaan.

She suggested that we should start earlier.

- Misschien zou je weg moeten gaan.
- Misschien moet je weggaan.

Maybe you should leave.

Als je het niet leuk vindt dan kan je weggaan.

- If you don't like it then you can leave.
- If you don't like it, you can leave.

Ik kan niet weggaan, en dat wil ik ook niet.

- I can not go, nor do I want to.
- I can't go, nor do I want to.

- Ge moogt weggaan, op voorwaarde dat ge tegen vijf uur terug zijt.
- Je mag weggaan op voorwaarde dat je om vijf uur terug bent.

You may go on condition that you return by five.

Ge moogt weggaan, op voorwaarde dat ge tegen vijf uur terug zijt.

You may go on condition that you return by five.

- Ik wil deze namiddag niet buiten gaan.
- Ik wil vanmiddag niet weggaan.

I don't want to go outside this afternoon.

- Sluit de deur bij het weggaan.
- Doe de deur dicht als je weggaat.
- Sluit de deur wanneer je vertrekt.

Close the door when you leave.

- Je mag na het eten niet naar buiten.
- Je mag na het avondeten niet naar buiten.
- Je kunt niet weggaan na het eten.

You must not go out after dinner.

- Als je het niet leuk vindt dan kan je weggaan.
- Als het niet naar je zin is dan kan je opstappen.
- Als het je niet bevalt dan kan je ophoepelen.

If you don't like it then you can quit.