Translation of "Klaar" in English

- Ben je klaar?
- Klaar?

- Done?
- Sorted?

Klaar?

Ready?

Klaar!

Ready!

- Ze zijn klaar.
- Zij zijn klaar.

They're ready.

- Het is klaar.
- Hij is klaar.

It's ready.

- Maak u klaar.
- Maak jullie klaar.

Get ready.

OK. Klaar?

Alright. Are you ready?

Bijna klaar.

Almost there.

Iedereen klaar?

Are you guys ready?

- Hij zal klaar zijn.
- Hij zal klaar staan.

It'll be ready.

- Bent u al klaar?
- Zijn jullie al klaar?

Have you finished yet?

- We zijn er klaar voor.
- We zijn klaar.

- We're ready.
- We are ready.

- Ben je klaar voor Kerstmis?
- Bent u klaar voor Kerstmis?
- Zijn jullie klaar voor Kerstmis?
- Ben je klaar voor kerst?
- Bent u klaar voor kerst?
- Zijn jullie klaar voor kerst?

Are you ready for Christmas?

Klaar ben je!

And there you have it!

Het staat klaar.

Now that's set.

Alles is klaar.

- Everything is ready.
- Everything's ready.
- Everything is ready!
- Everything is set.

Ben je klaar?

Have you finished it?

Iedereen is klaar.

- Everyone is ready.
- Everybody is ready.

Klaar voor november?

Ready for November?

Is iedereen klaar?

- Is everybody ready?
- Is everyone ready?

Ik ben klaar.

- I am ready.
- I'm ready.
- I'm attentive.

Zijn we klaar?

Are we done?

We zijn klaar.

- We're done.
- We're ready.

Ze zijn klaar.

- They're ready.
- They're finished.

Tom is klaar.

- Tom's finished.
- Tom finished.
- Tom is finished.

Ik ben klaar!

- I'm ready.
- I'm ready!

Het is klaar!

- It's done!
- It's done.

Is het klaar?

- Is it done?
- Is it ready?
- Done?
- Sorted?

Maak je klaar.

Get ready.

Lunch is klaar.

- Lunch is on.
- Lunch is ready!

Hij is klaar.

He's prepared.

Zijn jullie klaar?

- Have you finished?
- Are you done?

U bent klaar.

You're ready.

Yanni is klaar.

Yanni finished.

- Op uw plaatsen, klaar, af!
- Op je plaats, klaar, af!

On your marks, get set, go!

Klaar voor de start...

Ready. Set.

Klaar voor de extractie.

ready for extraction!

Het avondeten is klaar.

- Dinner is ready.
- Dinner's ready.

De auto is klaar.

The car is ready.

Is het ontbijt klaar?

Is breakfast ready?

Het ontbijt is klaar.

Breakfast is ready.

Maak je snel klaar.

Get ready quickly.

Is mijn was klaar?

Is my laundry ready?

Bent u al klaar?

Have you finished yet?

Is het avondeten klaar?

Is dinner ready?

Ik ben al klaar.

I'm already done.

De koffie is klaar.

- Coffee is ready.
- The coffee's ready.
- The coffee is ready.

Het eten is klaar.

- The food is ready.
- The food's ready.

Ik ben bijna klaar.

- I'm about ready.
- I am almost ready.
- I'm almost ready.

We zijn hier klaar.

- We're done here.
- We're finished here.

Tom is niet klaar.

- Tom isn't ready.
- Tom's not finished.

Is het eten klaar?

Is the food ready?