Translation of "Staan" in German

- Blijf alsjeblieft staan.
- Blijf alstublieft staan.

- Bleibe bitte stehen!
- Bleiben Sie bitte stehen!

- Ze staan buiten.
- Zij staan buiten.

Sie sind draußen.

Blijf staan!

- Nicht bewegen!
- Warte!
- Stehen bleiben!
- Bleib stehen!
- Bleibt stehen!

- Je koffers staan daar.
- Jullie koffers staan daar.

- Deine Koffer stehen da drüben.
- Eure Koffer stehen da drüben.
- Ihre Koffer stehen da drüben.

Goed wijd staan.

Ich habe einen festen Stand.

Blijf daar staan.

Bleib einfach da!

Hij ging staan.

- Er stand auf.
- Er erhob sich.

Tom bleef staan.

Tom blieb stehen.

Niemand ging staan.

Niemand stand auf.

We staan quitte.

Wir sind quitt.

- Wij zijn quitte.
- We staan quitte.
- We staan gelijk.

Wir sind quitt.

- De huizen staan in brand.
- De woningen staan in brand.

Die Häuser brennen.

- Hij probeerde op te staan.
- Hij trachtte op te staan.

Er versuchte aufzustehen.

Wij staan voor democratie.

Wir stehen für Demokratie.

Ik kan niet staan.

Ich kann nicht stehen.

Hij zal klaar staan.

Es wird fertig sein.

We staan aan dezelfde kant.

Wir stehen auf derselben Seite.

Door compleet stil te staan...

Völlig bewegungslos...

Zelden gezien, laat staan gefilmd...

Selten gesehen und noch seltener gefilmt.

We staan onder zijn bevel.

Wir stehen unter seinem Befehl.

Hij trachtte op te staan.

Er versuchte aufzustehen.

Ga niet naast me staan.

Steh nicht neben mir!

- Stop hier.
- Blijf hier staan.

- Bleib da stehen!
- Bleiben Sie da stehen!

Help me op te staan.

Helfen Sie mir aufzustehen.

Plots bleef onze trein staan.

Unser Zug hielt plötzlich an.

- Wacht even!
- Blijf staan!
- Wacht!

Warte!

- Blijf staan!
- Niet bewegen!
- Wacht!

- Nicht bewegen!
- Warte!

- Hoeveel appelbomen staan er in jullie boomgaard?
- Hoeveel appelbomen staan er in uw boomgaard?
- Hoeveel appelbomen staan er in jouw boomgaard?

- Wie viele Apfelbäume stehen in deinem Obstgarten?
- Wie viele Apfelbäume stehen in Ihrem Obstgarten?
- Wie viele Apfelbäume stehen in eurem Obstgarten?

- Het is tijd om op te staan!
- Het is tijd om op te staan.

- Es ist Zeit, aufzustehen.
- Zeit, aufzustehen.

- Hoeveel appelbomen staan er in jullie boomgaard?
- Hoeveel appelbomen staan er in uw boomgaard?

- Wie viele Apfelbäume stehen in deinem Obstgarten?
- Wie viele Apfelbäume stehen in Ihrem Obstgarten?
- Wie viele Apfelbäume stehen in eurem Obstgarten?

We staan vooraan in de rij

Wir kamen also vorne an

Zonder lijnrecht tegenover elkaar te staan.

die nicht unvereinbar gegensätzlich sind,

Stekende zeeanemonen staan in zijn weg.

Stechende Seeanemonen sind ihm im Weg.

En ze staan altijd in bloei.

Und sie halten ewig.

Tientallen brieven staan voor je klaar.

Auf dich warten ein Haufen Briefe.

Deze stoelen staan in de weg.

Diese Stühle stehen im Weg.

Waar staan de letters WHO voor?

Wofür stehen die Buchstaben WHO?

In zijn kamer staan veel meubels.

In seinem Zimmer sind viele Möbel.

Hier zou uw reclame kunnen staan.

Hier könnte Ihre Werbung stehen.

- Hij stond op.
- Hij ging staan.

Er stand auf.

Er staan parkeermeters in deze straat.

In dieser Straße stehen Parkuhren.

Er staan fouten in deze telefoonrekening.

In dieser Telefonrechnung sind Fehler.

Je hoeft niet op te staan.

- Du brauchst nicht aufzustehen.
- Ihr braucht nicht aufzustehen.
- Du brauchst nicht extra aufzustehen.

In zijn garage staan twee auto's.

In seiner Garage stehen zwei Autos.

Er staan twee borden op tafel.

Auf dem Tisch sind zwei flache Schüsseln.

De wegen staan vol met auto's.

Die Wege stehen voll mit Autos.

Kan je op je hoofd staan?

Kannst du einen Kopfstand machen?

De beste stuurlui staan aan wal.

Die besten Steuerleute stehen immer am Ufer.

Op de verjaardagstaart staan twaalf kaarsjes.

Auf dem Geburtstagskuchen sind 12 Kerzen.

- Wij zijn quitte.
- We staan gelijk.

Wir sind quitt.

Laat de televisie niet aan staan.

- Lass den Fernseher nicht eingeschaltet!
- Lass den Fernseher nicht an!
- Lass den Fernseher nicht laufen!

Hoe lang staan jullie hier al?

Wie lange steht ihr schon da?

- Niemand stond op.
- Niemand ging staan.

Niemand stand auf.

Naast de tafel staan twee stoelen.

Neben dem Tisch stehen zwei Stühle.

Onze stiefvader ziet ons nauwelijks staan.

Unser Stiefvater beachtet uns kaum.

- Je hoeft niet op te staan.
- Niet nodig dat je opstaat.
- Ze hoeven niet op te staan.
- Jullie hoeven niet op te staan.

- Du brauchst nicht aufzustehen.
- Ihr braucht nicht aufzustehen.
- Sie brauchen nicht aufzustehen.

- Hij gaf me het bevel om op te staan.
- Hij beval me op te staan.

Er befahl mir aufzustehen.

- Gaat ge daar heel de dag blijven staan?
- Ga je daar de hele dag blijven staan?

Wirst du dort den ganzen Tag stehen bleiben?

Ik wil er niet op gaan staan.

Ich will nicht darauf treten.

Deze beelden staan voor precies dezelfde concepten.

Diese Bilder stehen für genau dieselben Ideen.

De laden van de archiefkast staan open.

- Die Schubladen des Aktenschrankes stehen offen.
- Die Aktenschrankschubladen sind offen.

De velden staan vol met wilde bloemen.

Die Äcker sind übersät von Feldblumen.

Hij probeerde om vroeg op te staan.

Er versuchte, früh aufzustehen.

Meestal staan er taxi's voor het station.

Vor dem Bahnhof stehen gewöhnlich Taxis.