Translation of "Echtgenoot" in English

0.014 sec.

Examples of using "Echtgenoot" in a sentence and their english translations:

Ze haatte haar echtgenoot.

She hated her husband.

Ik heb een echtgenoot.

I have a husband.

Ze vermoordde haar echtgenoot.

She murdered her husband.

Maria's echtgenoot heet Tom.

Mary's husband is named Tom.

Ik heb geen echtgenoot.

I don't have a husband.

Het is mijn echtgenoot.

He's my husband.

Wijlen haar echtgenoot was violist.

Her late husband was a violinist.

Ze had haar echtgenoot niet graag.

- She was down on her husband.
- She hated her husband.
- She didn't like her husband.
- She disliked her husband.

Hij zal een goede echtgenoot zijn.

He will be a good husband.

Mijn echtgenoot heeft een vasectomie ondergaan.

My husband got a vasectomy.

Hij toonde zich een ideale echtgenoot.

He proved to be an ideal husband.

Ze hebben haar overleden echtgenoot begraven.

They buried her dead husband.

Haar echtgenoot is een plastisch chirurg.

Her husband is a plastic surgeon.

Mijn echtgenoot verdient honderdduizend dollar per jaar.

My husband earns $100,000 a year.

Mary en haar echtgenoot komen uit Australiƫ.

Mary and her husband are from Australia.

Ik heb medelijden met jouw toekomstige echtgenoot.

I pity your future husband.

- Een vrouw wier echtgenoot overleden is, heet een weduwe.
- Een vrouw, wier echtgenoot is overleden, noemt men weduwe.

A woman whose husband is dead is called a widow.

Zij zal voor altijd van haar echtgenoot houden.

- She will love her husband for good.
- She'll love her husband forever.

Hij zal een goede echtgenoot voor haar zijn.

He will make her a good husband.

John zal een goede echtgenoot en vader zijn.

John will make a good husband and father.

- Waar is mijn man?
- Waar is mijn echtgenoot?

Where's my husband?

- We hebben onze man verlaten.
- We hebben onze echtgenoot verlaten.

We left our husbands.

De echtgenoot van de zuster van mijn vader is mijn oom.

My father's sister's husband is my uncle.

- Mary is thuis met haar echtgenoot.
- Mary is thuis met haar man.

Mary is at home with her husband.

Het huwelijk is een ding, liefde een ander. De liefde gaat voorbij en de echtgenoot blijft.

Marriage is one thing and love is another. Love passes and the husband stays.

Het doden van je echtgenoot is een manier om een huwelijk te beƫindigen. Echter wordt het afgekeurd.

Killing your spouse is one way to end a marriage. However, it's frowned upon.

Hij is nu al een goede vent, dus hij zal in de toekomst ook een goede echtgenoot worden.

He's a good guy now, so he'll make a good husband in the future.

- Tom is mijn echtgenoot, en ik ben zijn huwelijkspartner.
- Tom is mijn man, en ik ben zijn huwelijkspartner.

Tom is my husband, and I am his spouse.

- Ik beveel een grondige check-up aan voor uw man.
- Ik raad een grondig medisch onderzoek aan voor uw echtgenoot.

I recommend a thorough checkup for your husband.