Examples of using "Oturuyor" in a sentence and their dutch translations:
Ze zit.
De kok zit in de keuken.
Hij zit aan tafel.
Alle kinderen zitten.
Hij zit aan tafel.
De oude man zit.
- Waar woont hij?
- Waar woont ie?
John woont in New York.
Tom zit onder een boom.
Tom zit in een van de stoelen.
Tom zit daar aan die tafel.
De koningin woont in Buckingham Palace.
Er wonen 14 mensen hier.
Tom zit op de muur.
Woont Tom in de buurt?
Hij is Engelsman, maar woont in India.
Hier woont mijn familie.
Twee kinderen zitten op een hek.
- Waar woont hij?
- Waar woont ie?
Tom zit op de sofa een tijdschrift te lezen.
Woont Tom ook in deze straat?
Ze zit op een goudmijn.
Maar zat hij naast je in het vliegtuig?
Hij zit daar alleen maar, zegt niks.
Het hele gezin woont daar in een klein vuil appartement.
Dit bureau wordt door hem gebruikt.
maar het ligt ook pal bovenop een subductiezone.
De kat zit op de stoel en kijkt naar het vlees dat op de keukentafel ligt.
Zij woont enkele blokken hier vandaan.
Waar woont John?
Twee kinderen zitten op een hek.
Mijn broer woont in Tokio.
John woont in New York.