Examples of using "Adam" in a sentence and their dutch translations:
De man is oud.
De man bloosde.
De man heeft gelijk.
De man is naakt.
De man is jong.
De man is oud.
- Wie is deze man?
- Wie is die man?
Wat een komische man!
De man eet brood.
Hij is al een man.
Man: Geweldig.
Adam Smith had gelijk.
De man schrijft geen brief.
De oude man ging zitten.
De man stond op.
De man heeft een moord gepleegd.
De man keek me aan.
De man stierf aan kanker.
- Wie is deze kerel?
- Wie is deze vent?
- Wie is deze kerel?
- Wie is deze vent?
Deze jongen is geweldig.
Wat een komische man!
De man gedroeg zich vreemd.
Die man is gevaarlijk.
Ik zag vijf mannen.
Deze man is dood.
Hij is al een man.
- Die kerel spreekt met twee monden.
- Die kerel is dubbelhartig.
Die man is knap.
De man is groot.
Wie is die vent daar?
De oude man zit.
De man eet brood.
De man is sterk.
- Wie is die kerel?
- Wie is die vent?
De man drinkt water.
Die man is knap.
De man bezoekt Moskou.
De man at brood.
De man is een genie.
Laten we een sneeuwpop maken.
- De man leest een boek.
- De man is een boek aan het lezen.
De man met wie ze gaat trouwen is een astronaut.
De oude man leeft alleen.
De islam gaat niet over het doden van mensen.
Niet zo vlug, jonge vriend.
- De oude man lijkt bedroefd.
- De oude ziet er triestig uit.
De oude man viel op de grond.
De oude man zag er wijs uit.
De oude man stond op de heuvel.
De oude man stierf aan kanker.
De man sprak met een lage stem.
De man was een volslagen vreemde.
De bakker is een goede mens.
Hij wordt beschuldigd van ontvoering.
Hij is een dappere man.
De oude man zat helemaal alleen.
Wie is die man die daar staat?
- Tom is een dikke man.
- Tom is een dikzak.
Dat is de man wiens auto's gestolen zijn.
Ik bezit deze man.
Die vent ziet ze vliegen!
De man waar ik mee aan het praten was is mijn leerkracht Engels.
Wie was de man die op de heuvel werd gedood?
Die man is een soldaat.
De oude man is heel vriendelijk.
- Die vent is helemaal gestoord!
- Die kerel is knettergek!
- Die gozer is compleet geschift!
- Die vent is helemaal kierewiet!
- Die kerel is compleet getikt!
- Er zit een schroefje los bij die vent!
Een mens moet werken.
Hij werkt voor haar.
De oude man zag er indrukwekkend uit.
De oude man leeft alleen.
Tom is een knappe vent.
- Hij is een geluksvogel.
- Hij boft maar.
De man is politieagent.
- Ik heb een sneeuwman gemaakt.
- Ik heb een sneeuwpop gemaakt.
Tom is een machtig man.
De twee mannen beschuldigden elkaar.
De man aan de piano is Tom.
Wie is die man daar?
- De man gooide zijn fluit in het meer.
- De man wierp zijn fluit in het meer.
Hij is maar een man.