Examples of using "Preparar" in a sentence and their dutch translations:
Je moet je voorbereiden op de toekomst.
Je hoeft geen formele toespraak voor te bereiden.
Ik moet me voor het examen voorbereiden.
Ik moet vandaag de lunch bereiden.
Mijn moeder bakt ons vaak appeltaarten.
Wat gaan jullie doen?
Wacht eventjes. Ik zal wat voor je klaarmaken.
Ik ben van plan een taart te bakken voor Maria's verjaardag.
Ik moet vandaag de lunch bereiden.