Examples of using "Madre" in a sentence and their dutch translations:
Hoe gaat het met jullie moeder?
Mijn moeder is een lerares.
- Is zij uw moeder?
- Is zij jouw moeder?
- Is zij jullie moeder?
Uw moeder is gisteren overleden.
Dit is mijn moeder.
Ze belde haar moeder.
Ik hou van mijn moeder.
Je zou naar je moeder moeten luisteren.
Kan je moeder autorijden?
Zijn moeder wilde het niet doen.
- Ik zal je aan mijn moeder voorstellen.
- Laat me je aan mijn moeder voorstellen.
Zijn moeder had gelijk.
Mijn moeder kookt goed.
- Is dat je moeder?
- Is zij jullie moeder?
Ik rende naar mijn moeder.
- Mijn moeder spreekt traag.
- Mijn moeder spreekt langzaam.
Alice is mijn moeder.
Is dit waar je moeder werkt?
Mijn moeder is een lerares.
- Is dat jouw moeder?
- Is dat je moeder?
Mama heeft dit gordijn gekozen.
Moeder is aan het winkelen.
Zo moeder, zo dochter.
Luister naar je moeder!
- Haar moeder roept je.
- Haar moeder belt je.
De moeder was uitgeblust.
Neuk je moeder, slet.
Neuk je moeder.
- Mijn moeder is woest.
- Mijn moeder is woedend.
Zijn moeder spreekt Italiaans.
Mijn moeder is gek.
Mijn moeder is Grieks.
Mijn moeder was woedend.
- Hou je van je moeder?
- Houdt u van uw moeder?
Mijn moeder is woest.
Ik ken je moeder.
- Mijn moeder huilde.
- Mijn moeder was aan het huilen.
Hebt ge mama geholpen?
Dit is mijn moeder.
Dat is zijn moeder.
Mijn moeder maakt het ontbijt klaar.
- Je doet me denken aan je moeder.
- U doet me denken aan uw moeder.
Ik moet mijn moeder helpen.
Het kind rende naar zijn moeder.
Heeft Tom gisteren zijn moeder geholpen?
Zijn moeder was beschaamd over hem.
Ik was geen goede moeder.
Mijn moeder spreekt geen Engels.
- Betty vermoordde haar moeder.
- Betty heeft haar moeder gedood.
De moeder kuste de baby.
Mijn moeder kan niet komen.
Ik vond haar moeder dood.
Mijn moeder is altijd bezig.
Mijn moeder repte er niet over.
Hij lijkt op zijn moeder.
Mijn moeder heeft vier broers.
- Mijn moeder is een vrouw.
- Een moeder is een vrouw.
"Wie is het?" "Het is je moeder."
Mijn moeder heeft tien eieren gekookt.
Mijn moeder maakt het ontbijt klaar.
We troosten zijn moeder.
Mijn moeder is gek op muziek.
Ik zal je aan mijn moeder voorstellen.
Gelukkige Moederdag!
Mijn moeder haat brieven schrijven.