Examples of using "Bus" in a sentence and their dutch translations:
Waar namen jullie deze bus?
Daar is onze bus.
Laten we een bus pakken.
Neem een bus.
Hoeveel kost een buskaartje?
Ik zou liever de bus nemen.
Ik zal de volgende bus nemen.
De bus is net vertrokken.
Hij is een busbestuurder.
De leerlingen stonden te wachten op de bus.
De bus vertrekt dadelijk.
De bus was helemaal vol.
Tom nam de verkeerde bus.
Maria heeft de verkeerde bus genomen.
De bus zou nu snel moeten komen.
- Ik miste de bus.
- Ik heb de bus gemist.
Of moet je de bus nemen?
Ik ga niet met de bus naar school.
De bus stopte om passagiers in te laten stappen.
De oude vrouw ging de bus uit.
Ik heb je paraplu in de bus gelaten.
Ben je van plan met de bus naar Boston te gaan?
- Ik ga liever te voet dan de bus te nemen.
- Ik ga liever lopen dan de bus te nemen.
Zet Tom op een bus.
Gaat deze bus naar het museum?
Terroristen hebben een bus opgeblazen.
Als ik de trein mis, neem ik de bus.
Daar is onze bus.
De bus stopte en Tom stapte uit.
Deze bus kan vijftig passagiers vervoeren.
Is dat een bus of een auto?
Deze bus gaat de verkeerde kant op.
Omdat de auto niet startte, zijn we met de bus gegaan.
Ik nam een taxi, omdat de bus te laat was.
De bus was leeg, op een oude vrouw na.
Katja is met de bus naar huis gekomen.
Normaal gaat mijn vader met de bus naar kantoor.
Hij is een busbestuurder.
Ik heb de laatste bus gemist en ik ben met de taxi naar huis gegaan.
De bus zal u naar het stadscentrum brengen.
De busprijzen zijn al twee jaar hetzelfde gebleven.
Ik zal de volgende bus nemen.
Tom nam de verkeerde bus.
Ik veronderstel dat ik mijn portemonnee in de bus gelaten heb.
Wat denkt ge ervan een busreis te maken?
Ik wil je niet ophaasten, maar laten we proberen de volgende bus te halen.
De oude vrouw ging de bus uit.
Ik ging met de bus, om niet te laat te komen op de afspraak.
De man die de bus bestuurt is mijn beste vriend.
Ik heb je paraplu in de bus gelaten.
Toen ik aankwam bij de halte, was de bus al vertrokken.
Gezien er geen vrije zitplaatsen waren in de bus bleef ik staan.
Iedere tien minuten gaat er een bus.
Ik ga met de bus naar school.
Heb je besloten of je met de fiets of met de bus de stad in gaat?
De oude vrouw ging de bus uit.
De bushalte is hier tien minuten lopen vandaan.
Er is maar een bus om de twee uur.
- Hij is er nog niet. Hij heeft vast de bus gemist.
- Hij is nog niet aangekomen. Hij heeft vast de bus gemist.
Het is goedkoper als je er met de bus naartoe gaat.
De bus zal u naar het stadscentrum brengen.
De bus kwam tien minuten te laat.
Ik ga liever lopen dan de bus te nemen.
De bus stopte plots in het midden van de straat.
Ik zag haar op het moment dat zij uit de bus was gestapt.