Examples of using "Ahí" in a sentence and their dutch translations:
Daar is hij.
Wat doe je daar?
Blijf daar staan.
zelfs daar,
Hier komt het.
...was ze daar.
Daar is hij.
- Maak dat je binnenkomt.
- Ga erin.
- Ga daarheen.
Het is daar.
Jij blijft daar.
Ze komt!
Stop daar.
Ga daar zitten.
- Je was erbij.
- Je was daar.
- Je bent er geweest.
Pak aan!
Ga daar zitten.
Laten we daar zwemmen.
- Laat het daar maar liggen.
- Laat het daar maar staan.
Laat het daar liggen.
Ben je er nog steeds?
Zijn jullie er nog steeds?
Niet daar.
Daar is onze bus.
Daar ga je.
Toen hebben we elkaar ontmoet.
En daar is ze.
Wat is er daar?
Daar komt ze.
Daar is Tokio.
Wie is daar?
Blijf staan, Tom!
Is er nog melk?
- Laat dat daar maar zitten.
- Leg dat daar neer.
Tom zal er zijn.
Is Tom er?
Ik zal daar blijven.
Kan ik daar zitten?
- Hallo, ben je er nog?
- Hallo? Bent u er nog?
Gewoonlijk ontbijt ik hier.
Is daar iemand?
- Tom heeft daar gewoond.
- Tom woonde daar.
Ben je daar nog?
Ik kom.
- Je ging daarnaartoe.
- U ging daarnaartoe.
- Jullie gingen daarnaartoe.
- Je ging daarheen.
- U ging daarheen.
- Jullie gingen daarheen.
- Niemand is ernaartoe gegaan.
- Niemand ging ernaartoe.
Wat doe je daar?
Nu is het daar.
Blijf buiten!
Ik ben daar dikwijls geweest.
- Hoe kom jij daarboven?
- Hoe kom jij nou daarboven?
- Hoe ben je daarboven gekomen?
Er was daar een grote menigte.
Klaar ben je!
En daar hield het niet op.
Daaruit is alles ontstaan.
Hier komt de bus.
Hij woonde daar helemaal alleen.
Je hoeft daar niet heen te gaan.
Blijf hier!
Woont je zus daar?
- Er was niemand daar.
- Er was niemand aanwezig.
Je kunt daar niet ingaan!
Dat is nu juist het probleem.
Wat ligt daar?
Blijf hier.
De luchthaven is daar.
- Er is niemand.
- Niemand hier.
- Hoe kom jij daarboven?
- Hoe kom jij nou daarboven?
- Hoe ben je daarboven gekomen?
Is het daar?
Is daar een winkel?
Kijk niet daarheen.
Hallo? Bent u er nog?