Examples of using "Cuesta" in a sentence and their dutch translations:
Hoeveel kost dit?
- Hoeveel kost het?
- Hoeveel is dit?
- Hoeveel kost dat?
- Hoeveel kost dit ding?
Hoeveel kost het?
Dat kost 20 euro.
Hoeveel kost het?
Hoeveel kost deze pen?
Hoeveel kost een halve kilogram?
Hoeveel kost deze radio?
Ik kan het moeilijk geloven.
- Het is te duur.
- Het kost te veel.
Het kost 2 euro.
Hoeveel kost dat?
- Weet u hoeveel het kost?
- Weet jij hoeveel het kost?
- Weten jullie hoeveel het kost?
- Hoeveel kost het?
- Hoeveel kost dat?
Wat kost deze stropdas?
- Het kost slechts tien dollar!
- Het kost maar tien dollar!
Goedkoop is duurkoop.
Hoeveel kost een buskaartje?
Hoeveel kost deze zakdoek?
Hoeveel kost een halve kilogram?
Hoeveel kost dat boek?
Hoeveel kost een jacht?
Hoeveel kost een kamer?
Praten kost niets.
Hoeveel kost deze paraplu?
Hoeveel kost een ei?
Hoeveel kost deze klok?
Is het moeilijk om Frans te leren?
Hoeveel kost die auto?
Hoeveel kost deze radio?
Hoeveel kost deze bank?
Hoeveel kost deze pen?
Hoeveel kost een halve kilogram?
Geld lenen kost geld!
Hoeveel kost het bier?
Hoeveel kost dat bier?
Het kost niets om vragen te stellen.
Dit boek kost 4 dollar
Hoeveel kost die mountainbike?
Hoeveel kost dat per dag?
Hij heeft moeite op tijd wakker te worden.
De thee kost twee euro.
- Het kaartje kost 100 euro.
- Het toegangskaartje kost honderd euro.
Dit hemd kost tien dollar.
Deze diamant kost een fortuin.
Mijn liefde kost niets.
- Heb je moeite met traplopen?
- Hebt u moeite met traplopen?
Deze diamant kost een fortuin.
Dat kost honderden miljoenen dollar -- per stuk.
- Ik kan het moeilijk geloven.
- Ik kan het nauwelijks geloven.