Examples of using "Viene" in a sentence and their dutch translations:
Past dit?
- Er komt iemand aan.
- Iemand komt.
- Er komt iemand aan.
- Iemand komt.
Er komt iets aan.
- Er komt iemand aan.
- Iemand komt.
- Komt hij echt?
- Komt zij echt?
- Komt u echt?
Ze komt!
- Wanneer komt hij?
- Wanneer komt zij?
- Er komt iemand aan.
- Iemand komt.
Komt Tom?
- Daar is hij.
- Hier komt hij.
Wie komt?
Volgende keer is het uw beurt.
Daar komt ze.
Hij komt uit Genève.
Hier komt Tom.
Hij komt ook niet.
- Komt hij hierheen?
- Komt zij hierheen?
Waar komt u vandaan?
Wie komt er met mij mee?
Er is een storm op komst.
Komt ze ook?
Zijn maaltijden inbegrepen?
Daar komt er een aan.
Daar komt hij. Kom op.
Daar komt de helikopter.
Moeder schiet te hulp.
Hierna is het jouw beurt.
Lucy komt uit Amerika.
Hier komt de bus.
Is het ontbijt inbegrepen?
Hij komt uit Engeland.
Hij komt uit Wales.
Hij komt uit Genua.
Hij komt uit de Verenigde Staten.
ZIj komt uit Italië.
Wanneer komt zij?
Waar komt hij vandaan?
Hier komt de bus.
Tom komt uit Boston.
Jane komt uit Australië.
Hier komt de trein!
Zij komt uit Duitsland.
Zij komt uit het noorden.
Wanneer komt het u uit?
Hij komt uit Hangzhou.
We zien elkaar volgende week.
Bill komt volgende week terug.
Melk komt van koeien.
Zijn maaltijden inbegrepen?
Kijk, hier komt je trein.
Zijn vrouw komt uit Californië.
Tot volgend jaar!
- Ik zal hem vragen of hij komt.
- Ik ga hem vragen of hij komt.
- Dit meisje komt van Japan.
- Dit meisje komt uit Japan.
Tot volgende week!
Het woord komt uit het Grieks.
Er komt een sneeuwstorm aan.
Mei komt na april.
- Vandaag past niet voor mij.
- Vandaag komt mij niet goed uit.
Dit woord komt uit het Grieks.
De wind komt uit het noorden.
Waar komt die rook vandaan?
Waar komt dit allemaal vandaan?