Translation of "¿viaja" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "¿viaja" in a sentence and their dutch translations:

El sonido viaja muy rápidamente.

Geluid beweegt zich erg snel voort.

- ¿Viajáis mucho?
- ¿Viaja usted mucho?

Reist u veel?

El barco viaja hacia el norte.

- Het schip vaart naar het noorden.
- Het schip vaart noordwaarts.

Esteban viaja más que su jefe.

Stephen reist meer dan zijn baas.

Él jamás viaja sin llevar un reloj despertador consigo.

Hij gaat nooit op reis zonder een wekker mee te nemen.

Viaja hasta 40 kilómetros por noche en busca de comida.

Ze legt 40 kilometer per nacht af in haar zoektocht naar eten.

Y para darles un ejemplo de lo muy rápido que viaja la luz,

Om je een voorbeeld te geven van hoe snel licht reist,

Pero el sonido de la caza viaja a través del aire fresco de la noche.

Maar het geluid van de jacht reist ver door de koele nachtlucht.

Si uno parece brillante antes de sonar estúpido es porque la luz viaja más rápido que el sonido.

Dat sommige mensen er geniaal uitzien voordat ze dom klinken, komt doordat licht zich sneller voortplant dan geluid.

Si vemos al rayo antes de oír el trueno, es porque la luz viaja más rápido que el sonido.

Omdat licht sneller reist dan geluid zien we de bliksem voordat we de donder horen.

Cuando uno viaja al exterior, necesita cambio en la moneda del país que visita para pagar un taxi, una taza de café o una propina.

Als je in het buitenland reist, heb je wisselgeld nodig in de valuta van dat land om te betalen voor een taxi, een kop koffie of fooi.