Examples of using "студентом" in a sentence and their dutch translations:
Toen was ik student.
- Ik leerde haar kennen toen ik student was.
- Ik heb hem leren kennen toen ik student was.
Ik heb al met deze student gesproken.
- Hij studeert.
- Hij is een student.
- Hij zit op de universiteit.
Ik heb al met deze student gesproken.
Ik heb al met die student gesproken.
In die tijd was ik student.
Ik heb zes maanden in Engeland gestudeerd toen ik student was.
Ik heb zes maanden in Engeland gestudeerd toen ik student was.
Toen was ik student.
Hij was al jong uitgehuwelijkt, toen hij nog een tweedejaars student was, en nu scheen zijn vrouw de helft ouder te zijn dan hij.