Examples of using "разговаривал" in a sentence and their dutch translations:
- Met wie heb je gesproken?
- Tegen wie had je het?
Ik was met Tom aan het praten.
Ik was alleen maar met haar aan het praten.
Ik vraag me af met wie Tom aan het praten was.
Hij sprak in zichzelf.
Ik heb al met deze student gesproken.
Ik was laatst met Tom aan het praten.
Hebben jullie lang met elkaar gesproken?
- Ik praatte net met haar.
- Ik was alleen maar met haar aan het praten.
maar dit was de eerste keer dat ik ooit Frans had gesproken.
- Met wie praatte je zonet?
- Wie was dat waar je net mee praatte?
Tom praatte in zijn slaap.
De man waar ik mee aan het praten was is mijn leerkracht Engels.
Ik wil niet dat Tom tegen Mary praat.
En ik sprak in het Frans, ik dacht in het Frans
- Met wie praatte je zonet?
- Wie was dat waar je net mee praatte?
- Hij sprak in zichzelf.
- Hij praatte tegen zichzelf.
Ik ken hem van gezicht maar ik heb nog nooit met hem gesproken.
Met wie was je aan het praten?
Ik heb al met deze student gesproken.
Met wie was je aan het telefoneren?
- Met wie heb je gesproken?
- Tegen wie had je het?
- Tom heeft gisteren met Mary gesproken.
- Tom heeft gisteren met Mary gepraat.
Met wie was je aan het telefoneren?
Heb je ooit met Tom gepraat?
Heb je ooit met Tom gepraat?