Examples of using "ним" in a sentence and their dutch translations:
- Volg hem.
- Volg hem!
- Hou hem in het oog.
- Hou hem in de gaten.
Volg hem!
Laten we hem volgen!
Ik ben het met hem eens.
- Wil je hem ontmoeten?
- Willen jullie hem ontmoeten?
Het is moeilijk praten tegen hem.
Je bent het met hem eens.
Ben je het met hem eens?
Behandel hem goed.
De mensen volgden hem.
Iedereen lachte hem uit.
Ik volgde hem.
- Heb je met hem geslapen?
- Ben je met hem naar bed geweest?
Ik ben vrienden geworden met hem.
Je bent het met hem eens.
- Praat niet met hem.
- Spreek hem niet aan.
Heb je hem ontmoet?
Volg hem!
Volg hem!
- Volg hem.
- Volg hem!
Volg hem.
Volg hem.
Heb je al eens geprobeerd met hem te praten?
Hij en ik hebben dezelfde leeftijd.
Ik heb je met hem gezien.
Ik ben het niet met hem eens.
Kan ik met hem meegaan?
- Ik wil met hem spreken.
- Ik wil met hem praten.
- Ik zette mij naast hem.
- Ik ging naast hem zitten.
Het is een grote eer hem te leren kennen.
Een zwerm muggen volgde hem.
Ik keek een film met hem.
Ik zou maar beter samen met hem gaan.
Vergelijk jezelf niet met hem.
Niemand was het met hem eens.
Ze gebruikte haar woorden.
Is ze met hem gekomen?
Hij en ik zijn broers.
Wat is er met hem gebeurd?
Het is moeilijk praten tegen hem.
Ik speel met hem.
- Wat is er mis met hem?
- Wat mankeert hem?
Raak die niet aan.
Maak hem niet belachelijk.
Ik ken hem.
Wij zijn het met hem eens.
We zullen contact met hem opnemen.
Iedereen lachte hem uit.
- Ze danste met hem.
- Ze heeft met hem gedanst.
- Ze woont bij hem.
- Ze woont met hem samen.
Het is zinloos met hem ruzie te maken.
Praat niet met hem.
Het heeft geen zin om tegen hem te praten.
Je moet hem ontmoeten.
Ik kon geen contact krijgen met hem.
Ik kan niet met hem opschieten.
Ik heb hem leren kennen in Frankrijk.
Ga het halen.
Ik heb net met hem ontbeten.
Hoe laat ontmoet je hem?
- Zou je contact met hem kunnen opnemen?
- Zou je hem kunnen contacteren?
Ik ken hem al lang.
maar mensen gewennen eraan, en dan --
Het zal wel.
Ze woont niet met hem samen.
Ik wil hem leren kennen.
Ik ben van plan samen met hem te lunchen.
Heb je hem pas leren kennen?
Ik zal hem morgen zien.
- Ik zette mij naast hem.
- Ik zat naast hem.
Morgen ga ik naar Nîmes.
Ik wil seks met hem hebben.
Praat niet zo tegen hem.
Ik kan goed met hem opschieten.
We zullen maandag met hem praten.
Heeft iemand contact met hem opgenomen?
Hij en ik hebben dezelfde leeftijd.
Ze was het niet met hem eens.
- Zijn moeder kwam hem ophalen.
- Zijn moeder kwam om hem op te halen.