Examples of using "отдохнуть" in a sentence and their dutch translations:
- Je kunt uitrusten.
- Je kan uitrusten.
- Je kunt uitrusten.
- Je kan uitrusten.
Het is tijd om wat uit te rusten.
We hebben rust nodig.
Ik moet even rusten.
Ik moet rusten.
Ik ben thuis gebleven om uit te rusten.
Mag ik even uitrusten?
Hij moest rusten.
Mag ik even uitrusten?
Mag ik even uitrusten?
Laat mij alstublieft even een pauze nemen.
- Je bent ziek, je moet rusten.
- U bent ziek. U moet rusten.
- Je bent ziek, je moet uitrusten.
- Ik denk dat je beter een pauze neemt.
- Ik denk dat u beter een pauze neemt.
- Je kunt volgens mij maar beter even rusten.
- U kunt volgens mij maar beter even rusten.
- Ik denk dat jullie beter een pauze nemen.
- Jullie kunnen volgens mij maar beter even rusten.
Ik moet gewoon een beetje rusten.
Tom heeft alleen een beetje rust nodig.
- Wat dacht je van een korte pauze?
- Moeten we geen korte pauze nemen?
Je bent ziek, je moet rusten.
Rust goed uit!
Tom, die de hele dag gewerkt had, wilde gaan rusten.
- Je lijkt moe. Je moet een uurtje of twee rusten.
- U lijkt moe. U moet een uurtje of twee rusten.
Tom luierde de hele dag en ging dan naar bed om zich daarvan te herstellen.