Examples of using "овец" in a sentence and their dutch translations:
Tom scheert het schaap.
- Tom voederde het schaap.
- Tom voederde de schapen.
Ik telde de schapen.
Zij schoren het schaap.
- Lammetjes zijn baby schapen.
- Lammeren zijn babyschapen.
- Lammetjes zijn babyschapen.
Deze wolken zien eruit als een kudde witte schapen.
Als een man elf schapen had en alle behalve negen stierven, hoeveel schapen zou hij dan nog hebben?
- Tom verkoopt zijn schaap.
- Tom verkoopt zijn schapen.
Dorkoon, die uit de muil van de honden was gered en niet, zoals het oude spreekwoord zegt, uit die van de wolf, keerde huiswaarts om zichzelf te verplegen. Ondertussen waren Daphnis en Chloe tot de avondschemering bezig met de moeilijke taak om hun schapen en geiten te verzamelen die zich, door de aanblik van het wolfsvel en het geblaf van de honden, doodsbang in verschillende richtingen hadden verspreid.