Examples of using "него" in a sentence and their dutch translations:
Kijk naar hem.
Heeft hij het?
Hij heeft een pistool.
Hij heeft een hond.
Hij heeft een hond.
Het is hem gelukt!
- We vertrekken zonder hem.
- We gaan zonder hem.
- Op hem kan gerekend worden.
- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem rekenen.
- Jullie kunnen op hem rekenen.
- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem vertrouwen.
- Hij heeft twaalf zoons.
- Hij heeft twaalf kinderen.
Hij heeft twee katten.
Hij heeft twee auto's.
Hij heeft zeven zonen.
- Op hem kan niet gerekend worden.
- Hij is niet betrouwbaar.
Hij heeft kort haar.
Hij heeft drie zonen.
Hij heeft een nieuwe vriendin.
Hij heeft drie zonen.
Hij heeft een infarct gehad.
- Zijn vader is Japans.
- Zijn vader is Japanner.
Hij heeft een hond.
- Hij heeft veel geld.
- Hij beschikt over veel geld.
Hij heeft lange benen.
voor hem worden genomen.
Zijn auto is een Ford.
Hij heeft een buitenlandse wagen.
Hij heeft kanker.
Hij heeft de bal.
Hij heeft stuiptrekkingen.
Ik ben groter dan hij.
Ga bij hem weg.
Zij is ouder dan hij.
Hij is autistisch.
Hij heeft een snor.
- Hij zit in de problemen.
- Zij zit in de problemen.
Bid voor hem!
Hij heeft zijn eigen kamer.
Er zit een gat in zijn sok.
Op hem kan je rekenen.
- Hij had één dochter.
- Hij had een dochter.
Hij heeft een klein huis.
- Zijn auto is echt gaaf.
- Zijn auto is echt te gek.
- Hij heeft een zwart hemd.
- Hij heeft een zwart overhemd.
Hij heeft er ook één.
Daarom ben ik boos op hem.
Hij heeft een baard.
Negeer hem.
Zij is te oud voor hem.
Wat is zijn schoenmaat?
Hij heeft te veel boeken.
Hij had drie zoons.
Hij heeft een witte kat.
- Vraag het hem.
- Vraag hem.
Wat vroegen jullie aan hem?
Maar we gingen zonder hem door.
Ik hang de larven eraan.
Ik hang de larven eraan.
Laten we haar samen omarmen.
En binnenin, de verwondering.
De concurrentie is groot.
om hem heen gedood.
Hij is zwaarlijvig.
- Hij heeft lange benen.
- Zijn benen zijn lang.
Hij heeft een lange neus.
Heeft hij broers?
Hij is heroïneverslaafd.
Hij heeft een video.
Heeft hij kinderen?
Hij heeft drie kinderen.
Hij heeft geen vriendin.
Hij had tientallen boeken.
Hij heeft een scherp oor.
Hij heeft geen fiets.
Hij werd aangevallen door een haai.
Ze wees naar hem.
Hij heeft een goede reputatie.
- Op hem kan gerekend worden.
- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem rekenen.
Hij heeft twee honden.
Ik maak me zorgen over hem.
- Hij runt een schoenenwinkel.
- Hij heeft een schoenenwinkel.
Hij heeft een luide stem.
Hij ziet slecht.
Hij heeft een tweezijdige persoonlijkheid.