Examples of using "Irei" in a sentence and their dutch translations:
Ik ga niet.
- Ik ga.
- Ik ben van plan te gaan.
- Ik sta op het punt te vertrekken.
Ik ga met je mee.
Ik vertrek over een minuut.
Ik ga wel alleen.
Ik ga niet.
Ik zal nooit weggaan.
Ik zal wachten.
Ik ga met je mee.
Ik ga daar niet meer heen.
Ik ga.
Ik zal naar het strand gaan.
Tijdens de vakantie zal ik naar Frankrijk gaan.
Natuurlijk ga ik.
Deze namiddag speel ik tennis.
Ik zal het boek lezen.
Ik zal naar het strand gaan met Tom.
- Indien het morgen regent, dan ga ik niet.
- Ik ga niet als het morgen regent.
Ik zal nooit Esperanto gaan studeren.
Ik ga met u mee.
Ik val maar meteen met de deur in huis. Je bent ontslagen.
Ik heb een afspraak met Tom.
Ik verlaag me niet tot zijn niveau.
Zonder jou ga ik nergens heen.
- Ik zal de huistaak morgen verbeteren.
- Ik ga het huiswerk morgen corrigeren.
Ik val maar meteen met de deur in huis. Je bent ontslagen.
Ik val maar meteen met de deur in huis. Je bent ontslagen.
Ik ga niet.
Maar dan kom ik links of rechts... ...van de route af.
Als je morgen gaat vissen, ga ik ook.
Kom naar mij of ik kom naar u.
Als jij er niet heen gaat, ga ik ook niet.
Ik ga met Tom en Mary.
Ik zal thee zetten.
Ik ga morgen naar Tokio.
Morgen ga ik naar Parijs.
- Ik zal met je meegaan als ik klaar ben met de klus.
- Als ik het werk afkrijg, kom ik met je mee.
Zodra ik klaar ben met het schrijven van de brief, zal ik naar het postkantoor gaan.
Soms zeggen ze: "Ik kan vandaag niet naar school. Ik ga morgen".
Ik vraag het aan Tom.
Ik zal de huistaak morgen verbeteren.
Ik keek elke dag of ze in orde was... ...en vroeg me af of dit haar laatste dag was.