Examples of using "Embora" in a sentence and their dutch translations:
Ik zal vertrekken.
Ga niet.
Laten we gaan.
- Ga weg.
- Maak dat je wegkomt.
Laten we gewoon weggaan.
Gaan we?
Ik ga niet.
- Alsjeblieft, ga weg!
- Ga alsjeblieft weg!
- Jullie mogen gaan.
- U mag gaan.
- Scheer je weg!
- Hoepel op!
- Ga toch weg!
Ga weg.
Kom op, laten we gaan.
Regen, regen, ga weg!
Ga nu weg.
Ik wil weggaan.
- Ik ga.
- Ik zal gaan.
Ga weg, Tom.
Ga nu weg!
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Rot op.
- Maak dat je wegkomt!
- Maak dat jullie wegkomen.
- Ga weg hier.
- Maak dat u wegkomt.
Ga weg!
Ga alstublieft niet.
Wij vertrokken samen.
Ik liet hen gaan.
Ik zal nooit weggaan.
Wil je weg?
We moeten vroeg vertrekken.
Mag ik nu gaan?
- Laat me gaan!
- Laat me los!
- We moeten vertrekken.
- We moeten gaan.
Ik moet gaan.
- Alsjeblieft, ga weg!
- Ga alsjeblieft weg!
Is hij al weg?
Ik kan het niet ondanks dat ik wil.
- Jullie mogen vertrekken.
- Zij mogen vertrekken.
Je kan maar beter gaan.
De maagpijn is over.
Wil je dat ik wegga?
- Ze zijn weg.
- Zij zijn weg.
- Zijn ze weg?
- Zijn ze weggegaan?
We jagen de slang weg.
Je moet gaan.
Laten we morgenochtend vertrekken.
Hij vertrok naar Parijs.
- Ga niet weg.
- Ga niet weg!
De trein is al vertrokken.
Het lijkt erop dat iedereen weg is.
Tom was weg.
Je kunt maar beter weggaan.
Ook al is dit hele meer bevroren...
Tom had vroeger moeten weggaan.
Ga niet weg zonder gedag te zeggen.
De maagpijn is over.
Ik kan niet wachten om te vertrekken.
Jullie kunnen nog niet vertrekken.
Tom wilde dat Maria wegging.
Pak je spullen en ga.
- Hoe laat ga je naar huis?
- Wanneer gaat ge naar huis?
- Wanneer ga je naar huis?
- Ik ga niet weg zonder jou.
- Ik vertrek niet zonder jou.
Ga weg en val me niet lastig.
Hij gaf het schoorvoetend toe.
Ik vertrek vanavond.
Alle mensen die hier waren, zijn weggegaan.
Omdat hij het gevaar bespeurde, ging hij ervandoor.
Ik vertrek volgende week.
Jullie mogen vertrekken.
Hebben jullie al besloten wanneer jullie weggaan?
Sluit de deur wanneer je vertrekt.
- Ik wil dat je gaat.
- Ik wil dat u gaat.
- Ik wil dat jullie gaan.
Hoewel hij zich verontschuldigd heeft, ben ik nog steeds razend.
Hij is vertrokken.
Waarom wil je vandaag weggaan?
Hij is al weg.
- Hij is al vertrokken.
- Hij is al weg.
Ga weg, alstublieft.
Zijn jullie het er mee eens dat we nu weg zouden moeten gaan?
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Maak dat je wegkomt!
- Ga toch weg!