Examples of using "Gay" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ben homo.
- Ik ben gay.
- Ik ben homo.
- Ik ben gay.
- Hij is homo.
- Hij is gay.
Deze hond is gay.
Ik ben gay, dus?
Ik ben niet gay.
Hij is openlijk gay.
Sami is een bediende in een homobar.
Oma wist niet dat ik homoseksueel was.
Er is niet mis mee om homo te zijn.
- Wist je niet dat Tom gay is?
- Wist je niet dat Tom homo is?
Ze werd verliefd op een homo-man uit de sportschool.
als opgroeiende homo in een staat waar homoseksualiteit illegaal was.
Het homohuwelijk is toegestaan in minder dan 20% van de landen.
Zo wat als ik homo ben? Is dat een misdaad?
Wanneer Tom eindelijk besloot om uit de kast te komen, wist iedereen al dat hij homo was.