Examples of using "Sami" in a sentence and their dutch translations:
Sami wist het.
Sami heeft koffie gemaakt.
Sami heeft geen baan.
Sami speelde voetbal.
Sami was nieuw.
Sami vond de halsketting.
Sami is zo verliefd.
Sami stinkt naar benzine.
Sami heeft niets gekregen.
Sami verliet de moskee.
Sami was sushi aan het eten.
Sami weet waar ik ben.
Sami bezocht een moskee.
Sami danste naakt.
Sami vond dit grappig.
Sami is hindoe.
Sami ging de moskee binnen.
Sami was op zoek naar wraak.
Sami heeft gele koorts.
Sami woont alleen in Cairo.
Sami probeerde zijn auto te verkopen.
Sami had een grote auto.
- Sami leidde twee levens.
- Sami was twee levens aan het leiden.
Sami's grootmoeder was aan het slapen.
Sami is een bediende in een homobar.
Sami wist nooit dat Layla moslim was.
Sami leerde Layla over de islam.
Sami wist niet wat hij aan het doen was.
Sami las de Koran in slechts een week.
Sami vertaalde de Koran van het Arabisch naar het Engels.
Sami vertelde Layla dat zijn naam niet Majid was.
Sami vertelde Layla wat hij over de islam dacht.