Examples of using "Compra" in a sentence and their dutch translations:
- Koop het!
- Koop hem!
Hij koopt kleding.
Tom koopt brood.
- Hij koopt medicijnen.
- Hij koopt medicamenten.
Geld kan geen geluk kopen.
Ze koopt alleen tweedehands kleding.
- Waarom koop je het niet?
- Waarom kopen jullie het niet?
Geld koopt geen geluk.
- Hoe koop je zilver?
- Hoe koopt u zilver?
- Hoe kopen jullie zilver?
De jongen koopt een hond.
- Geluk kun je niet kopen.
- Geld koopt geen geluk.
Wie koopt dit soort kunst?
Koop alsjeblief een paar wortelen voor me.
Koop me alsjeblieft dit boek.
Tom koopt brood.
Geld brengt noch gezondheid noch geluk.
Wie koopt dit soort kunst?
Ik bestem dat bedrag voor het kopen van een fiets.
Toms moeder koopt nog zijn kleren.
De jongen koopt een hond.
- Hoe vaak koop je kleren?
- Hoe vaak koop je kleding?