Examples of using "Abrir" in a sentence and their dutch translations:
Ik zal het openen.
Open het vuur!
- Kan ik mijn ogen opendoen?
- Kan ik mijn ogen openen?
Moet ik alles opendoen?
Mag ik het raam opendoen?
- Wil jij jouw eigen restaurant openen?
- Wil je je eigen restaurant openen?
- Wilt u uw eigen restaurant beginnen?
Kunt u het venster openen?
Mag ik het raam opendoen?
Ik ga een kapperszaak openen.
Ik wil het venster niet openen.
Excuseer, mag ik het venster opendoen?
- De deur gaat niet open.
- Ik krijg de deur niet open.
Kun je het raam opendoen?
De rits wil niet openen.
Mag ik deze doos openen?
Ik probeer deze deur te openen.
Ik krijg de deur niet open.
Zijn bek opent een beetje.
...dringt naar voren...
Hij stuurde de brief ongeopend terug.
Tom hoorde Maria de deur openen.
Deze deur gaat niet open.
Ik ga een tankstation openen.
Deze deur gaat niet open.
Wanneer gaat die nieuwe school open?
Ik heb niets om het blik te openen.
Ik vroeg Tom het raam te openen.
Vind je het erg als ik het raam even opendoe?
Kun je het autoraam openen?
Wilt ge zo goed zijn het venster open te doen?
- Kan je de deur voor mij openen?
- Kan je de deur voor mij opendoen?
- Kun je voor mij de deur opendoen?
- Kan je me naar buiten laten?
Zij heeft me gezegd het raam open te doen.
Men kan deze deur op geen enkele manier open krijgen.
Tom wist niet hoe hij de doos moest openen.
Wilt ge zo goed zijn het venster open te doen?
Vind je het goed als ik de deur opendoe?
Ik kan de deur niet openen. Hebt gij de sleutel?
Ik vroeg Tom het raam te openen.
Zij doet het raam open.
Hij doet het raam open.
Ik geloof dat ik zojuist de doos van Pandora heb geopend met wat ik heb gezegd.
Laat ons eerlijk zijn.