Examples of using "Teu" in a sentence and their dutch translations:
We hebben je advies nodig.
Bijt jouw hond?
Heb je je paspoort?
Open je hart.
Blijf in je kamer tot dat je vader terugkomt!
Heb uw naaste lief.
- Ik zie jouw paard.
- Ik zie uw paard.
Is jouw auto zwart?
- Ik ben jouw broer.
- Ik ben jullie broer.
- Tom is je nonkel.
- Tom is je oom.
- Welk boek is van u?
- Welk boek is van jou?
Is deze hoed van jou?
Mag ik jouw potlood gebruiken?
Vergeet je reispas niet.
Je vriend is hier.
Schrijf je naam.
Geloof me, de sterren van jouw lot zijn in je boezem.
- Hoe heet je?
- Wat is je naam?
- Uw Engels is volmaakt goed.
- Uw Engels is perfect.
- Wat is jouw baan?
- Wat is uw baan?
- Wat is jullie baan?
- Wat is je beroep?
Hoe gaat het met je broer?
- Ik ga akkoord met jouw uitdaging.
- Ik accepteer jouw uitdaging.
- Ik accepteer uw uitdaging.
- Dit is je bestemming.
- Dit is je lot.
Ik ben jouw zon.
Je hoeft alleen maar je kamer schoon te maken.
Is dit jouw kluisje?
Hoe oud is je vader?
Jouw kat is zwart.
Je broer is erg boos.
Waar is je auto?
Jouw Frans is perfect.
Waar woont je opa?
Ik ben zijn naam vergeten.
Het ijs zal breken onder je gewicht.
Je hele lichaam komt tot leven.
Is er veel sneeuw in uw land?
Open je hart.
Kom, Emilia! Je vader wacht op jou.
Je horloge ligt op het bureau.
Je moet je kamer opruimen.
Ik zie de tuin van je vader.
Je bent je tijd aan het verdoen.
Breng de sleutels naar je broer.
Ik kan je gedrag niet goedkeuren.
- Wie is jouw lievelingsleraar?
- Wie is jouw favoriete leraar?
Hoe oud is je vader?
Ik kwam je scheikundeleraar tegen.
Ik zie het boek van uw vader.
Tom is met je zoon aan het spelen.
Het lijkt erop dat je hond dorst heeft.
Is jouw auto zwart?
Drink je melk op.
- Het is van jou?
- Het is van u?
- Het is van jullie?
Wat deed dat deugd uw omhelzing te voelen!
- Ik ken je vader.
- Ik ken jullie vader.
- Ik ken uw vader.
Voor je verjaardag zal ik je een fiets geven.
Heb je vandaag al in je dagboek geschreven?
Wanneer is het jouw verjaardag?
Ik ben ouder dan je broer.
Doe je hoed af.
Kan ik twee minuten van je tijd stelen?
Hoe oud is je vader?
- Mag ik vragen hoe u heet?
- Mag ik vragen hoe je heet?
Waarom droog je je haren?
Ik heb je iets te vertellen. Ik ben je broer.
Je broer was vandaag niet op school.
Is jouw auto zwart?
- Is deze radio van u?
- Is dat uw radio?
Welk is uw lievelingsprogramma op tv?
Dit boek is van jou.
- Maak je kamer schoon.
- Maak uw kamer schoon.
De hoed is van jou.
- Ik kende jouw broer.
- Ik kende uw broer.
- Ik kende jullie broer.
Is dit jouw glas of dat van je zus?
Mijn horloge is preciezer dan het jouwe.
- Tom is je broer.
- Tom is jouw broer.
Tom is je vriend.
- Tom is uw nonkel.
- Tom is je oom.
- Tom is jullie oom.
- Tom is uw oom.
- Ik sta aan jouw kant.
- U heeft mijn steun.
Ga je broer helpen!
- Wat is je favoriete kerstfilm?
- Wat is uw favoriete kerstfilm?
- Wat is jullie favoriete kerstfilm?