Translation of "Skończyć" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Skończyć" in a sentence and their dutch translations:

Powinien do jutra skończyć.

- Hij zal morgen klaar zijn met de klus.
- Hij zal het werk morgen afhebben.

To mogło skończyć się niesamowitą interakcją i zaufaniem,

Het had een ongelooflijke interactie en vertrouwen kunnen opleveren.

Tom postara się skończyć pracę najszybciej jak to możliwe.

Tom zal proberen het werk zo vroeg mogelijk af te krijgen.

Gdybym nie współpracował z tobą, nie mógłbym skończyć roboty na czas.

Als ik niet met jou zou samenwerken, zou ik het werk niet op tijd afkrijgen.