Translation of "Sól" in Dutch

0.006 sec.

Examples of using "Sól" in a sentence and their dutch translations:

Czy możesz mi podać sól?

- Kunt u mij het zout even aangeven?
- Geef me het zout alsjeblieft.
- Geef me even het zout door, alsjeblief.
- Geeft u me het zout door, alstublieft.
- Geef me het zout door, alstublieft.
- Kunt u me het zout aangeven, alstublieft?

Sól jest niezbędnym składnikiem do gotowania.

Zout is een onmisbaar ingrediënt om te koken.

Proszę, podaj mi sól i pieprz.

Geef me het zout en de peper, alsjeblieft.

Aż się schłodzi i sól opadnie na dno,

...het zout omlaag gaat en het op kamertemperatuur komt.

Co robisz? Wyciskasz z siebie poty, żeby mieć sól?

Wat doe je? Omhels je jezelf om zout te krijgen?