Examples of using "Robię" in a sentence and their dutch translations:
- Ik maak koffie.
- Ik ben koffie aan het maken.
Ik betaal vooraf.
Ik maak een roerei.
- Ik ben thee aan het zetten.
- Ik ben thee aan het maken.
In theorie ben ik net met wiskunde bezig.
Ik maak elke dag lunch.
Ik doe helemaal niets.
- Wat doe ik?
- Wat zit ik te doen?
- Wat ben ik aan het doen?
Ik doe iedere morgen boodschappen.
Ik doe dit al jaren.
Kijk hoe ik het doe.
Wat ik ook doe, zij zegt dat ik het beter had kunnen doen.
Als het goed gaat, kan ik 2-3 stuks per dag maken.
Ik doe mijn aankopen altijd in die supermarkt in het centrum.