Examples of using "Pracuje" in a sentence and their dutch translations:
Mama is aan het werk.
Tom werkt.
Werk je?
- Ze werkt bij een bank.
- Hij werkt op een bank.
Hij werkt bij een bank.
Hij werkt in een fabriek.
Tom werkt alleen.
Hij werkt op zondag.
- Tom werkt langzaam.
- Tom werkt traag.
Die luiaard is hard aan het werk, heel hard aan het werk.
Hij werkt altijd hard.
Voor wie werkt hij?
Hij werkt als vertaler.
Hij werkt bij een bank.
- Jullie werken te veel!
- Je werkt te veel.
- U werkt te veel.
- Jullie werken te veel.
Zij werkt op school.
Tom werkt te veel.
Wie werkt vanavond?
Tom werkt dichtbij.
Mijn vader werkt bij een bank.
Mijn broer werkt bij een bank.
Mijn vader werkt in een fabriek.
Ze werkt dag en nacht.
Werkt Tom voor Mary?
Tom werkt voor een vertaalbureau.
Zijn hele familie werkt op een boerderij.
Tom werkt voor de Verenigde Naties.
Roger werkt van 's morgens vroeg tot 's avonds laat.
Veel studenten werken deeltijds.
Papa is een man die hard werkt.
Mijn vader woont en werkt in Tokio.
Zij heeft een oom die bij een bank werkt.
Zij heeft een oom die bij een bank werkt.
- Je werkt te hard.
- Jullie werken te veel!