Examples of using "Zawsze" in a sentence and their dutch translations:
Altijd.
- Ik ben altijd blij.
- Ik ben altijd gelukkig.
Waarom ik altijd?
Bijna altijd.
Altijd geopend.
Hij maakt altijd grapjes.
Ik heb altijd honger.
Dat is altijd zo geweest.
Waarom ik altijd?
Ik eet altijd ontbijt.
- Zeg steeds de waarheid.
- Zeg altijd de waarheid.
Jij hebt altijd honger.
- Je vergeet het altijd.
- U vergeet het altijd.
- Jullie vergeten het altijd.
- Ik houd altijd mijn woord.
- Ik hou altijd mijn woord.
- Dat is altijd zo geweest.
- Zo was het altijd.
Ik heb altijd honger.
Niet altijd eenvoudig.
had ik mijn gebruikelijke glimlach op mijn gezicht.
Tegen de jonge militanten zeg ik altijd...
Er zullen altijd heel rijke mensen zijn.
Ik loop altijd naar school.
Hij is altijd gelukkig.
- Zijn kleren stinken altijd.
- Zijn kleren ruiken altijd slecht.
- Zijn kleding stinkt altijd.
Hij werkt altijd hard.
We moeten altijd de wetten gehoorzamen.
Waarom ben je altijd te laat?
Het goede wint altijd over het kwade.
Je kunt niet altijd winnen.
Tom heeft altijd een hoed op.
Is het altijd zo?
- Hij is altijd op tijd.
- Hij is altijd punctueel.
Hij beklaagt zich altijd over het eten.
Hij zal voor altijd van haar houden.
Men kan altijd wel tijd vinden.
De klant heeft altijd gelijk.
- Ik heb je altijd bewonderd, Tom.
- Ik heb je altijd al bewonderd, Tom.
Ik zal altijd van je houden.
Ik heb altijd meer van mysterieuze personages gehouden.
Hij is altijd punctueel.
Ik heb je altijd willen ontmoeten.
Vuur is altijd gevaarlijk.
- Hij kwam te laat, zoals altijd.
- Zoals altijd was hij te laat.
Ze glimlacht altijd.
Ze glimlacht altijd.
Waarom ontwijk je me altijd?
Hij heeft Afrika voorgoed verlaten.
Hij is altijd gelukkig.
Honger was voor hem een abstract begrip; hij had altijd genoeg te eten.
Ik spreek altijd Oekraïens in Oekraïne.
Simpel. Niet altijd eenvoudig.
Ik kan altijd proberen hem te lokken.
met ups en downs, maar door de bank genomen goed.
Ik kom hier elke vierde juli.
Je moet je handen altijd schoonhouden.
Waarom ben je altijd te laat?
Iedere keer als het regent, lekt het dak.
Hij is altijd bij mij.
Heeft Tom altijd een geweer bij zich?
Ik kan niet eeuwig wachten.
Ik hoor je altijd graag zingen.
's Morgens drink ik altijd een kop koffie.
Hij draagt altijd donkere kleren.
Ze spijbelen altijd.
Ik zal altijd van je houden.
- Zijn broer kijkt altijd tv.
- Zijn broer is altijd tv aan het kijken.
Er is altijd iets dat gedaan dient te worden.
Hij zit altijd vol ideeën.
- Toro is niet altijd hier.
- Thor is niet altijd hier.
Hij komt altijd op tijd.
Tom is altijd aan het klagen over Maria.
Het gebeurt niet altijd.
Je behoort altijd in persoon je verontschuldigingen aan te bieden.
Het is altijd zonnig in Italië.
Ze glimlacht altijd naar mij.
Ik heb altijd al willen leren zwemmen.
Ik heb altijd al een sportwagen willen hebben.
Ik heb altijd al je huis willen zien.
Mijn vader is altijd bezig.
Tom lijkt altijd ziek te zijn.
Ik ben altijd klaar om je te helpen.
Ik wil niet beneden zitten zonder terugweg.
De nacht is ons altijd vreemd geweest.
Revoluties brengen altijd nieuwe rechtsordes.
Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.
Zij kleedt zich altijd in het zwart.
- We moeten altijd op het slechtste voorbereid zijn.
- We moeten altijd op het ergste voorbereid zijn.
Ze denkt dat ze altijd gelijk heeft.
Ze glimlacht altijd naar mij.
Ik heb altijd honger.
Hij spot altijd met de anderen.